7 punten over ethische en professionele journalistieke principes bij het verslaan van Israëls oorlog tegen Gaza
17 mei 2021
Als onderdeel van haar voortdurende oorlog tegen twee miljoen Palestijnen in de bezette en belegerde Gazastrook, vernietigde de Israëlische luchtmacht op 15 mei 2021 een “11 verdiepingen tellend gebouw in Gazastad met ongeveer 60 woonappartementen en een aantal kantoren, waaronder die van Al Jazeera Media Network en The Associated Press” nadat ze de bewoners een uur van tevoren hadden gewaarschuwd om het te evacueren.
Israëlische militaire functionarissen beweerden dat Palestijnse verzetsfunctionarissen hun kantoor hielden in dit gebouw, een propagandaclaim die door AP werd weerlegd .
“In de berichtgeving is de hele Israëlische aanval grotendeels opgevat als een “vergelding” voor daden begaan door Palestijnse verzetsgroepen. Dit presenteert verzet als het eerste geval van ‘geweld’, waarbij het ethische basisprincipe wordt genegeerd dat in een situatie van onderdrukking juist onderdrukking de hoofdoorzaak van geweld is”
Ongeacht deze spin van Israël en het feit dat Israëls aanvallen op journalisten routinematig en systematisch zijn, komt deze laatste Israëlische aanval in Gaza, net als vele andere, neer op collectieve bestraffing, een oorlogsmisdaad volgens het internationaal recht. De reguliere berichtgeving in de media over de Israëlische aanval op Gaza is er deels voor verantwoordelijk dat zo’n misdaad kon plaatsvinden.
In de berichtgeving is de hele Israëlische aanval grotendeels opgevat als een “vergelding” voor daden begaan door Palestijnse verzetsgroepen. Dit presenteert verzet als het eerste geval van ‘geweld’, waarbij het ethische basisprincipe wordt genegeerd dat in een situatie van onderdrukking juist onderdrukking de hoofdoorzaak van geweld is. Deze framing, in combinatie met de alomtegenwoordige en kritiekloze herhaling van Israëlische eufemismen en ongefundeerde propagandaclaims, heeft aanzienlijk bijgedragen tot het goedpraten, witwassen en zelfs rechtvaardigen van Israëlische misdaden, het verankeren van de straffeloosheid, en het gebrek aan verantwoording in overeenstemming met het internationaal recht.
“Veel westerse journalisten, om nog maar te zwijgen van redacteuren, hebben de basisprincipes van de journalistieke ethiek verraden door een open, onkritisch en onbetwistbaar podium te bieden aan Israeliers verdacht van oorlogsmisdaden”
De propagandaclaims en terminologie van Israël hebben tenslotte met succes een centrale positie ingenomen in de reguliere berichtgeving, gezien de ongeëvenaarde toegang die Israëlische militaire woordvoerders en politici hebben gekregen van de media. Om dit proces te verergeren, hebben veel westerse journalisten, om nog maar te zwijgen van redacteuren, de basisprincipes van de journalistieke ethiek verraden door een open, onkritisch en onbetwistbaar podium te bieden aan Israëliërs verdacht van oorlogsmisdaden om onophoudelijk hun ontmenselijkende uitspraken over Palestijnen te herhalen, waarmee de hele burgerbevolking tot één bepaalde verzetsgroep wordt teruggebracht, en om verder racistisch geweld tegen ons aan te sporen.
Dit is de context die de Israëlische bezettingstroepen het lef en de straffeloosheid heeft gegeven om niet alleen het gebouw met AP, Aljazeera en tientallen Palestijnse huizen live op TV met de grond gelijk te maken, maar om te ontsnappen aan de terechte gevolgen voor veel vergelijkbare of nog veel ergere, live uitgezonden oorlogsmisdaden tegen Palestijnen tijdens deze “operatie”..
Hoewel vrijheid van meningsuiting een recht is voor iedereen, ook voor degenen met beledigende opvattingen, zijn toewijding aan de waarheid, het toetsen van van propaganda en het minimaliseren van schade, basisprincipes van journalistiek. Het is een van de belangrijkste ethische principes van de journalistiek om een mediakanaal niet te laten gebruiken voor het aanzetten tot geweld of het bevorderen van haat tegen bepaalde groepen op basis van etnische, raciale, religieuze of andere vormen van identiteit .
Volgens de grotendeels universele journalistieke ethiek strekt de professionele verplichting om alle kanten van een debat te omvatten zich niet uit tot het bieden van een platform om leugens te verspreiden, aan te zetten tot racistisch geweld, en ook niet tot het ontmenselijken vande slachtoffers van dit geweld en zo de voortzetting ervan te normaliseren en te rechtvaardigen. Dit geldt in het bijzonder in tijden van gewelddadige vijandigheid, conflicten of onderdrukking, wanneer een dergelijke opruiing mensenlevens en middelen van bestaan kan kosten of etnische zuivering en andere oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid kan veroorzaken, zoals gedefinieerd in het internationaal recht.
Goed geïnformeerde ethische journalisten en redacteuren kunnen vaststellen of bepaalde uitingen opzettelijk bedoeld zijn om een bepaalde groep te ontmenselijken als een middel om het gewelddadig aanvallen ervan of het onderdrukken van de mensenrechten van degenen die erbij horen te normaliseren of rechtvaardigen.
Veroordelingen en retorische oproepen tot ongedefinieerde “dringende maatregelen” zijn niet voldoende.
Op basis van het bovenstaande roepen de Palestijnse Journalistenbond en het Palestijnse BDS National Committee, de grootste coalitie in de Palestijnse samenleving, de internationale media, journalisten en journalistenvakbonden op tot:
1) Vasthouden aan de basisprincipes van de journalistieke ethiek, de druk van Israël en zijn lobbygroepen weerstaan en bevooroordeelde en ontmenselijkende redactionele uitspraken kritisch te onderzoeken;
2) Beëindiging van elke institutionele samenwerking met Israëlische mediaorganisaties die bekend staan om de ontmenselijking van Palestijnen en rassenhaat en geweld tegen ons te promoten;
3) Weigeren van betaalde snoepreisjes aan Israël, georganiseerd door de Israëlische regering of lobbygroepen;
4) Vasthouden aan stijlvoorschriften die binden aan terminologie gebaseerd op internationale humanitaire en mensenrechtenwetgeving en die wordt gebruikt door de VN of gezaghebbende mensenrechtenorganisaties bij het beschrijven van de context, zoals het benoemen van het Israëlische regime als apartheid (in navolging van Human Rights Watch , B’Tselem en Palestijnse mensenrechtenorganisaties).
5) Vermijd de onprofessionele en onethische, hetzij opzettelijke of onopzettelijke, herhaling van propagandaterminologie gepropageerd door de onderdrukkende bovenliggende partij
6) Respecteer de rechten van journalisten en mediawerkers om publiekelijk en openlijk hun persoonlijke solidariteit te betuigen met de Palestijnse zaak (buiten de context van hun professionele berichtgeving), zonder te worden bestraft.
7) Ervoor te zorgen dat de stemmen van degenen die het meest worden getroffen door de situatie van onderdrukking of agressie centraal staan in de berichtgeving, in plaats van veel meer ruimte / tijd te bieden aan de dominante onderdrukkers die de middelen hebben om journalisten en mediakanalen te pesten, te intimideren en te bedreigen, om ze in het gareel te houden.