Briefing: De EU-financiering van bedrijven op de zwarte lijst van de VN
Briefing van de European Coordination of Commitees and assocations for Palestine (ECCP)
JC Bamford Excavators Ltd (JCB)
Motorola Solutions Israel Ltd
Bank Leumi
Mekorot Water Company Ltd
Alstom en Alstom Transport
Egis, Egis Rail
Sinds jaren dwingt Israël duizenden Palestijnen van hun land, om dat te bezetten en te gebruiken om illegale nederzettingen te creëren die exclusief Joodse Israëlische kolonisten huisvesten.
Hele Palestijnse gemeenschappen zijn verdreven door die nederzettingen, hun huizen en middelen van bestaan zijn verwoest en er zijn beperkingen opgelegd aan hun bewegingsvrijheid en de toegang tot hun eigen water, land en andere natuurlijke middelen. De gemeenschappen zijn ook gewelddadig aangevallen door de Israëliërs militaire en illegale kolonisten. Internationale gemeenschap, waaronder de VN en de EU hebben die activiteiten herhaaldelijk veroordeeld.
Op 12 februari 2020 publiceerde de VN Mensenrechtenraad (UNHRC) het jaarlijkse rapport van de VN Hoge Commisaris voor de Mensenrechten, met een database van 112 bedrijven die betrokken zijn bij zakentransacties in illegale Israelische nederzettingen1.
Het mandaat beslaat verschillende soorten activiteiten: exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, levering van bouwmateriaal, levering van transportmiddelen etc. De VN speciaal rapporteur van de situatie van de mensenrechten in de Palestijnse Gebieden die sinds 1967 bezet zijn, verwelkomde de publicatie van de UNHRC database waarbij hij wel wees op de berperkingen wat betreft het mandaat, de beperkte focus en het ontbreken van een arbitragemechanisme.
EU-financiering van beursgenoteerde bedrijven op de zwarte lijst van de VN
De ECCP ontdekte dat vier bedrijven die genoteerd staan vanwege hun directe medeplichtigheid aan illegale Israëlische nederzettingen geld ontvingen van de Europese belastingbetaler via twee onderzoeksprogramma’s: het 7e Kaderprogramma (KP7) van 2007 tot 2013, en het Horizon 2020-programma van 2014 tot 2020. Het eerste bedrijf is JC Bamford Excavators Ltd, bekend als JCB, een Britse firma die voornamelijk bouw- en landbouwapparaten distribueert. JCB levert apparatuur voor de bouw en uitbreiding van nederzettingen en de muur, en bijbehorende infrastructuren. Het bedrijf ontving tussen 2013 en 2015 een subsidie van zesduizend zeshonderd euro (€ 6.600) via KP7 voor een innovatieproject rond voertuigcomponenten³.
Een ander bedrijf, Motorola Solutions Israel Ltd. nam deel aan twee projecten gefundeerd door FP7 met meer dan een miljoen euro (1.010.957,00 €) aan subsidie en vier projecten gefundeerd door Horizon 2020 voor een totaal van bijna drie en een half miljoen euro (€ 3.380.321,25). Ondanks hun medeplichtigheid bij het leveren van controle- en identificatie-apparatuur aan illegale nederzetingen en aan de muur en checkpoints die direct gekoppeld zijn aan de nederzettingen, ontving Motorola Solutions Israel Ltd. bijna vier en een half miljoen euro (€ 4.391.305,25 ) van de Europese Unie.
In 2019 verlengden de European Investment Fund en Bank Leumi een leningsproject voor tech bedrijven in Israel. Het project genaamd LeumiTech werd in 2016 gestart met in eerste instantie $100 miljoen. Onder het uitgebreidere project leverde het European Investment Fund van de EU garabtues tot maximaal $ 620 miljoen aan LeumiTech leningen als onderdeel van Horizon 2020, het EU wetenschapsprogramma. Bank Leumi financiert illegale Israëlische nederzettingen en hun infrastructuur over de hele bezette Westelijke Jordaanoever.
Ten slotte, Mekorot Water Company Ltd, de Israëlische nationale waterleverancier, verantwoordelijk voor het gebruik van waterbronnen op Palestijns land en voor de bevoorrading van illegale nederzettingen, ontving een gecumuleerde subsidie van bijna twee miljoen euro (€ 1.795.763,48) in het kader van beide Europese onderzoeksprogramma’s. Dankzij die financieringen voerde het bedrijf acht verschillende projecten op het gebied van watertechniek uit en was het in staat om technische vooruitgang te boeken.
Financiering van bedrijven genoteerd als moedermaatschappijen van bedrijven medeplichtig aan nederzettingen
De UNHRC-database benadrukt ook de verantwoordelijkheid van bedrijven die medeplichtig zijn door hun status als moedermaatschappij van bedrijven met directe medeplichtigheid bij het bouwen en onderhouden van nederzettingen. De ECCP merkt op dat twee beursgenoteerde Franse groepen, Alstom en Egis, profiteerden van uitgebreide Europese onderzoeksbeurzen.
Alstom en Alstom Transport hebben centraal gestaan in een rechtszaak onder leiding van Association France Palestine Solidarité (AFPS) met andere Franse mensenrechten organisaties over de aanleg en exploitatie van een tramlijn in Oost Jeruzalem. Onder druk besloot de firma zich terug te trekken uit het project.
Maar ze zijn nog steeds medeplichtig door de levering van diensten en voorzieningen die het onderhoud en de het bestaan van de nederzettingen ondersteunen, inclusief transport en door het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, vooral water en land, voor zakelijke doeleinden, volgens de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten. Ondanks deze geschiedenis van medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden en schendingen van het internationaal recht, kreeg Alstom Transport SA 46 onderzoekssubsidies onder zowel FP7 als Horizon 2020, alles bij elkaar achtentwintig en een half miljoen euro (€ 28.400.933,07).
Egis is medeplichtig aan de activiteiten van haar dochter Egis Rail. In 2007 kreeg Egis Rail een contract van 11,9 miljoen euro van het Jerusalem Transportation Master Plan Team (JTMT) voor hulp bij het bouwen en uitbreiden van het light rail project in Jeruzalem. Het bedrijf is nog steeds algemeen adviseur voor het uitbreidingsproject. Hoewel Egis Rail nooit Europees geld heeft gekregen, profiteerde de Egis Groep en haar verschillende takken van meer dan zevenhonderd duizend euro (€ 717.387,55) sinds 2013, verdeeld over 8 verschillende onderzoeksprojecten.
Waarom is het een probleem?
Het aanhoudende beleid van Israël om Palestijns land in beslag te nemen om illegaal nederzettingen te bouwen heeft geleid tot eenzijdige feiten op de grond en tot een situatie van de facto annexatie. Hoewel de Europese Unie de soevereiniteit van Israël over de OPT niet erkent en de Israëlische annexatiepolitiek veroordeelt, financiert het nota bene de bedrijven die helpen bij het bouwen en onderhouden van illegale nederzettingen. Door dit geld wordt de EU medeplichtig aan de oorlogsmisdaden en ernstige inbreuken van deze bedrijven op het internationaal recht.
“Via dit geld wordt de EU medeplichtig aan de oorlogsmisdaden en ernstige schendingen van het internationaal recht door die bedrijven”
Het is onaanvaardbaar om te zien hoe het geld van de Europese belastingbetaler naar ondernemingen wordt geleid die alle kernwaarden van de EU vertrappelen: menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, rechtsstaat en mensenrechten. De Europese Unie moet:
- Bedrijven uit de UNHRC-database uitsluiten van deelname aan Europese onderzoeksprogramma’s (bijv.Horizon 2020, Horizon Europa)
- Van de UNHRC-database een levend instrument maken om medeplichtigheid van bedrijven aan Israëlische schendingen van het internationaal recht en te monitoren en de medeplichtige uit te sluiten uit allerlei Europese fondsen;
- Meer beperkende geschiktheidscriteria en ethische criteria introduceren in overeenstemming met de principes van de VN-Mensenrechtencommissie;
- Zich afstemmen op de vastgestelde plichten van niet-erkenning en niet-assistentie in art. 41 (2) van de artikelen van de International Law Commission on State Responsibility;
Lees hier de engelstalige briefing door de ECCP