Dialoog versus BDS? Antwoorden op argumenten van tegenstanders van de academische boycot van Israël
Op 27 oktober 2015 verscheen er in de Britse krant The Guardian een paginagrote advertentie waarin ruim 300 Britse wetenschappers hun steun uitspraken voor een academische boycot van Israël. Een week later was deze groep al gegroeid tot meer dan 600.
De kritiek uit gebruikelijke hoek liet niet lang op zich wachten: de Israëlische ambassade in Londen, de Raad van Afgevaardigden van Britse Joden en de Joodse Raad (JLC) kwamen direct met een veroordeling. Tegenstanders van de boycot spraken zich uit in diverse columns en op de pagina met ingezonden brieven in The Guardian.
Hier volgen mogelijke antwoorden op de argumenten van critici van de BDS campagne, met name van de academische boycot.
Dialoog is wat wij nodig hebben – boycotten is contraproductief
Dit is een van de meest gehoorde argumenten tegen de academische boycot en werd genoemd in ingezonden brieven. Ook de Israëlische ambassade voerde aan dat “een oproep tot boycot tot verdeeldheid leidt….slechts gebruikt wordt om haat te zaaien, de partijen eerder verder uit elkaar drijft dan dat het vreedzaam naast elkaar bestaan bevordert”. [………]
Dit soort argumenten zijn gebaseerd op een misvatting over zowel de aard van de academische boycot (heeft niet als doel geen gesprekken te voeren) als over wat er nodig is om ‘het conflict’ te beëindigen (het antwoord is niet méér gesprekken). Boycot en ‘dialoog’ sluiten elkaar niet uit, BDS-campagnes roepen juist op tot en stimuleren diepgaande veranderingen, en beogen educatie en bewustwording. Het gaat er niet om discussies te vermijden, BDS staat voor verantwoording afleggen en een eind maken aan medeplichtigheid aan schendingen van mensenrechten.
De boycot is er omdat dialoog niet genoeg is en niet de ongelijkwaardige status quo bespreekbaar maakt. Zoals Martin Luther King schreef in zijn ‘Brief uit een gevangenis in Birmingham’: “het is een historisch feit dat bevoorrechte groepen zelden hun privileges vrijwillig opgeven”.
Het idee dat boycot, anders dan een niet nader gedefinieerde ‘dialoog’, niet bijdraagt of contraproductief is, is vaak gebaseerd op de suggestie dat BDS slechts ‘rechts Israël’ versterkt. Dit veronderstelt echter dat er een alternatief, geloofwaardig ‘links Israël’ is, maar dat bestaat helaas niet. [……..]
In zijn laatste verkiezingscampagne werd Isaac Herzog, leider van de Arbeiderspartij en van Zionist Camp (noot vertaler: een alliantie tussen de Arbeiderspartij en Hatnuah, de partij van Tzipi Levi) door Israëlische veteranen geprezen als iemand die “de Arabische mentaliteit begrijpt” en “Arabieren heeft gezien onder alle mogelijke omstandigheden” inclusief “in het vizier gehad”. Zijn idee over een Palestijnse ‘staat’ is echter een blauwdruk voor een Bantustan. [……]
Zowel voor- als tegenstanders van BDS zijn het er over eens dat de universiteiten in Israël belangrijke, invloedrijke instellingen zijn. Stel je eens voor hoeveel impact zij zouden kunnen hebben als zij een eerlijk standpunt zouden innemen, als zij hun onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s van wapens die Palestijnen doden zouden beëindigen, als zij zouden stoppen met het bieden van gunstige voorzieningen voor de bezettingsmacht, als zij zich zouden uitspreken voor rechten voor de Palestijnen, als zij zouden gaan staken, enzovoorts.
Jammer genoeg is de realiteit dat zij de voorbije decennia niets hebben gedaan dat ook maar in de buurt komt van welke vorm van oppositie dan ook tegen misdrijven door de staat, of om hun steun uit te spreken vóór rechten van de Palestijnen. De druk van de boycot is het antwoord op deze willens en wetens voortgaande medeplichtigheid.
Boycot is een aanval op de academische vrijheid
De Palestinian Campaign for the Academic and Cultural Boycott of Israel (PACBI) respecteert “het universele recht op academische vrijheid”, en stelt dat “de oproep van Palestijnse maatschappelijke organisaties tot boycot van instellingen niet in conflict is met deze academische vrijheid.” PACBI onderschrijft “de internationaal geaccepteerde definitie van academische vrijheid zoals aangenomen door het VN-comité voor Economische, Sociale en Culturele Rechten (UNESCR).”
Palestijnen daarentegen hebben al decennialang aanvallen op hun academische vrijheid door de bezetter te verduren. Professoren en studenten worden geknot in hun bewegingsvrijheid en Palestijnen op Israëlische universiteiten hebben te maken met discriminatie en censuur.
Terwijl Israëls verdedigers hun handen wringen over een afgezegde uitnodiging voor een conferentie, begraven Palestijnse academici collega’s en studenten die zijn gedood door wapens ontwikkeld op Israëlische universiteiten. […….]
Israëlische universiteiten zijn niet verantwoordelijk voor het beleid van hun regering
Critici vinden dat een academische boycot Israëlische universiteiten en hun medewerkers ten onrechte straft voor het regeringsbeleid. Dit is niet juist: Israëlische universiteiten zijn verantwoordelijk voor hun eigen keuzes om bij te dragen aan, samen te werken met of medeplichtig te zijn aan het staatsbeleid van kolonialisme, bezetting en apartheid. [ …..]
Er zijn genoeg voorbeelden over de rol die Israëls instellingen voor hoger onderwijs hierin spelen:
Technion –Israel Institute of Technology in Haifa biedt programma’s aan aan het Israëlisch leger en het Ministerie van Defensie. Medewerkers van het Technion waren betrokken bij de ontwikkeling van de bulldozer die gebruikt wordt bij het vernietigen van Palestijnse huizen.
Tel Aviv University is trots op haar rol “in de frontlinie van het belangrijke werk om Israëls voorsprong op militair en technologisch gebied te behouden” in tientallen projecten gefinancierd door het Ministerie van Defensie. De universiteit werkt ook mee aan een door kolonisten geleide archeologische opgraving in Silwan, een wijk in bezet Oost Jeruzalem.
De University of Haifa heeft “honderden hogere officieren in de Israëlische Strijdkrachten getraind” in “een speciaal programma op universitair niveau gericht op nationale veiligheid en strategische studies.”
Bar Ilan University verstrekt beurzen aan “excellente strijders” om hun onderwijsbevoegdheid te behalen om hun verdiensten “ten behoeve van Israëls volgende generatie” te waarborgen.
Hebrew University heeft samen met het Ministerie van Defensie een programma opgezet voor studenten die naar de onderzoeksafdelingen van het leger gaan. Deze studenten wonen op een speciale basis op de universiteitscampus. Hebrew University werkt ook mee aan de hierboven genoemde, door kolonisten geleide, opgraving in Silwan.
Ariel University is momenteel gevestigd in een illegale nederzetting op de bezette Westelijke Jordaanoever. Nederzettingen zijn een ernstige schending van internationaal recht en moeten volgens Amnesty International worden beschouwd als een oorlogsmisdaad.
Israëlische universiteiten vinden het niet genoeg om het beleid van de staat te steunen – ze verdedigen de acties van de staat ook met verve. Een aantal instellingen voor hoger onderwijs bieden nu hasbara studieprogramma’s (noot vertaler: hasbara is de Israëlische vorm van propaganda voeren) aan, Haifa University voor Israëlische en Tel Aviv University voor buitenlandse studenten. [……..]
Juist Israëlische wetenschappers zijn felle critici van de mensenrechtenschendingen door de Israëlische regering
Een hoogleraar aan de University of Essex schreef in The Guardian dat hij in zijn “contacten met academische collega’s in Israël” heeft kunnen constateren “dat zij de grootste critici zijn van hoe de Palestijnen worden behandeld”. Andere ingezonden brieven met argumenten tegen de boycot beschrijven Israëlische universiteiten als “voedingsbodems voor antipathie tegen het beleid van de Israëlische regering” en als “liberale instellingen waar studenten en staf zich in alle vrijheid kunnen uiten”. […..]
De Israëlische autoriteiten hielden Birzeit University bij Ramallah op de Westelijke Jordaanoever tussen 1988 en 1992 praktisch het hele jaar gesloten. Andere Palestijnse universiteiten hadden te maken met soortgelijke acties. Al deze jaren was “het stilzwijgen van Israëlische universiteiten oorverdovend”.
Twintig jaar later, in 2008, werd een petitie ter ondersteuning van de academische vrijheid in de bezette Palestijnse gebieden – wat toch geen radicale eis is – aan zo’n 9000 Israëlische academici gestuurd. De petitie werd ondertekend door 407 mensen, 4,5% van het aantal benaderde academici.
Een petitie tegen het verlenen van de status van universiteit aan het Ariel College werd ondertekend door 1000 academici (de status van universiteit werd toch verleend). Maar dit protest werd deels gemotiveerd door de wens te voorkomen dat Israëlische academici wereldwijd geassocieerd zouden worden met ‘het nederzettingenbeleid’. [……..]
‘Israëlische Arabieren’ gaan naar Israëlische universiteiten
Dat Palestijnse burgers naar Israëlische universiteiten gaan, geeft deze instellingen nog geen stempel van goedkeuring: het zijn geen immigranten – zij zijn in hun eigen land. Dit als argument tegen de boycot te gebruiken, evenals argumenten als ‘Palestijnen werken in de nederzettingen’, ‘er zitten Arabieren in de Knesset’, is een combinatie van irrelevantie en koloniale arrogantie. Toch zijn sommige tegenstanders van BDS van mening dat Israëlische academische instellingen “het dichtst in de buurt komen van de belichaming van Arabisch-Israëlische co-existentie dan ooit in het Midden Oosten te zien zal zijn”, waarbij met name Haifa University wordt genoemd.
Maar feit is dat Haifa University voorrang geeft aan mensen die in het leger hebben gediend bij de toewijzing van kamers op de campus, waardoor de meeste Palestijnse studenten hiervan worden uitgesloten. Dezelfde universiteit heeft ook een verbod ingesteld voor studenten om tijdens demonstraties met de Palestijnse vlag te zwaaien, heeft de activiteiten van de Palestijnse studentenclubs aan banden gelegd en probeerde organisatoren van de universiteit te verwijderen.
Dit zijn geen incidenten. Palestijnse studenten op Israëlische universiteiten en hoge scholen hebben stelselmatig te maken met discriminerende praktijken .[…….]
The academische boycot richt zich alleen op Israël
In een ingezonden brief in The Guardian worden de voorstanders van een boycot beschuldigd van een verontrustende ‘selectiviteit’: “China bezet Tibet, India bezet Kashmir, Turkije bezet Noord-Cyprus en Rusland bezet de Krim en Oost-Oekraine”. Een andere briefschrijver ging nog verder en stelde dat “een selectieve academische boycot alleen gericht op Israëlische academische instellingen en niet op universiteiten en onderzoeksinstituten in andere landen waar op dezelfde schaal of erger mensenrechten worden geschonden, discriminerend is”.
De initiatiefnemers van depetitie stellen echter dat “alle boycot acties selectief zijn” maar dat “dit niet betekent dat deze moreel verwerpelijk zijn”. “Als de eisen om consequentheid te betrachten leiden tot de claim dat niets kan worden gedaan tenzij en totdat alles is gedaan, dan gebeurt er helemaal niets. Dit is, wat Israël betreft, beslist wat de critici willen”. [……]
De academische boycot van Israël is onderdeel van een bredere boycot campagne waartoe Palestijnse organisaties oproepen, in de vaste overtuiging dat dit Israël kwetsbaar maakt.
Palestijnen beperken zich tot Israël omdat het Israël is dat hen heeft verdreven, onteigend, gekolonialiseerd en bezet houdt. Mogen alleen Palestijnen niet oproepen tot solidariteit en solidariteit ontvangen? Is er iemand die Tibetaanse activisten ervan beschuldigt dat zij selectief zijn omdat zij zich alleen op China richten?
Een boycot gebaseerd op nationaliteit is discriminerend
PACBI verwerpt uitdrukkelijk ”het boycotten van individuen om hun identiteit” en stelt heel duidelijk dat “alleen het feit dat iemand is gelieerd aan een Israëlische academische instelling is ….geen reden om een boycot in te stellen.” Echter, “als een individu de staat Israël of een medeplichtige Israëlische instelling (zoals een decaan, rector of voorzitter) vertegenwoordigt of zich heeft verbonden aan/is aangesteld om te participeren in Israëls inspanningen om haar imago op te poetsen (rebrand) dan vallen de activiteiten van dit individu onder de institutionele boycot waartoe de BDS beweging oproept”.
De academische boycot heeft niets te maken met discriminatie, het is gericht op “academische instellingen…..de middelen te gebruiken die zij tot hun beschikking hebben, namelijk de vrijheid om zich te distantiëren van instellingen die medeplichtig zijn aan de illegale bezetting en die de onderdrukking van Palestijnen en andere bevolkingsgroepen in Israël faciliteren”.
De academische boycot is antisemitisch
Er wordt soms expliciet beweerd dat de academische boycot antisemitisch is – inclusief vergelijkingen met het Naziregime – maar soms is het een versluierde beschuldiging dat Israël het mikpunt is (het eerste is tenminste eerlijk). Er bestaat ook een (iets) slimmere variant: dat de boycot zo niet feitelijk, dan wel in opzet antisemitisch is.
In 2013 verklaarde het Employment Tribunal van het Verenigd Koninkrijk een klacht van een pro-Israël activist niet ontvankelijk. Deze persoon, bijgestaan door een prominente advocaat, claimde dat hij zich antisemitisch bejegend voelde in de UCU (noot vertaler: vakbond voor hoger onderwijs), door de inspanningen van de Palestijnse solidariteitsbeweging om een academische boycot in te stellen. In 2014 liep ook in Australië een poging om voorstanders van de academische boycot van racisme te beschuldigen, op niets uit.
Een aantal ondertekenaars van de petitie heeft middels een ingezonden brief in The Guardian de aantijgingen dat zij door hun standpunt “antisemieten zijn en vergelijkbaar met de Nazis” bestempeld als “niet alleen een grove belediging maar ook als intellectueel en moreel betekenisloos. In plaats van verdachtmakingen van antisemitisme, kunnen voorvechters van de universele rechten van de mens zich beter bezig houden met de redenen waarom de schending van humanitair recht van Palestijnen een zaak van ernstige, internationale, bezorgdheid is geworden en waarom een BDS campagne tegen Israëlische instellingen nu dringend noodzakelijk is”. [………]
Conclusie
De academische boycot van Israël is gebaseerd op de volgende drie hoofdpunten:
- De feiten over Israëls kolonialisme, bezetting en apartheid.
- De medeplichtgheid aan en de rol van Israëlische academische instellingen in voornoemde misdaden.
- De oproep tot en steun aan BDS als strategie van Palestijnse wetenschappers en studenten.
Tegenstanders van de boycot ontkennen of gaan voorbij aan tenminste één van deze punten – maar meestal alle drie. Het is veelzeggend dat zo veel tegenstanders van BDS de oproep van Palestijnse wetenschappers en studenten gewoon naast zich neerleggen, omdat zij zich meestal juist als ‘vrienden’ van de Palestijnen positioneren en ‘begrip hebben’ voor hun situatie, maar desondanks volledig voorbij gaan aan de Palestijnse oproep tot boycot.
De Palestijnse maatschappij is niet homogeen, maar feit is dat groepen en vakbonden, die Palestijnse wetenschappers en studenten vertegenwoordigen, oproepen tot een boycot van Israëlische academische instellingen. Deze oproep te negeren is een veelzeggende daad van ontkenning en stilzwijgen.
Bovenstaand artikel is een iets ingekorte vertaling van een artikel van Ben White in Middle East Monitor | 06 November 2015.
(Vertaling: Herma van den Brink)