Het boycotten van alleen de nederzettingen is een illusie
De afgelopen dagen, van 7 tot 9 december 2013, heeft een delegatie onder leiding van premier Mark Rutte, en bestaande uit vertegenwoordigers van de Nederlandse regering en het Nederlandse bedrijfsleven, Israёl en de bezette Westelijke Jordaanoever bezocht. Uit de mediaberichtgeving hierover hebben we kunnen vernemen hoe de zienswijze van onze regeringsvertegenwoordigers soms botste met de Israёlische bezettingspolitiek. Israel weigerde tot teleurstelling van Rutte c.s. een door Nederland geleverde goederenscanner op de grensovergang tussen Israel en Gaza in gebruik te nemen aangezien het nooit geïnteresseerd is geweest in het verruimen van de Palestijnse exportmogelijkheden. Het gaat er de Israëlische regering juist om de verstikkende blokkade van de Gazastrook onverminderd voort te zetten, ten einde het Hamas-bewind daar af te straffen en te isoleren. Minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans weigerde de Palestijnse stad Hebron te bezoeken onder de escorte van de Israëlische militaire bezettingsmacht. Toch blijkt de Nederlandse regering er moeite mee te hebben om hun afwijzing van Israëls bezettings- en kolonisatiepolitiek ook naar het economische vlak door te trekken.
Zo hebben Rutte en Timmermans tijdens dit bezoek aangegeven dat het lastig is om elke Israёlische onderneming die in de illegale Israëlische nederzettingen in bezet gebied opereert uit te sluiten van zakendeals met Nederlandse bedrijven. Dit omdat het bij Israёlische ondernemingen vaak moeilijk uit te sluiten is dat ze daar opereren. Hiermee leggen Rutte en Timmermans onbewust de vinger op de zere plek: de nauwe verwevenheid van de economie van de staat Israёl zelf met die van de in juridisch, politiek en economisch opzicht bevoorrechte exclusief joodse kolonies op Palestijnse grond in bezet gebied. Kolonies, beter bekend als nederzettingen, die deze staat zelf in het leven geroepen heeft, of op zijn minst mogelijk heeft gemaakt. De Palestijnse voorlieden van de boycotbeweging tegen Israёl, zoals Omar Barghouti, roepen dan ook op tot een boycot van Israёlische bedrijven en instellingen in het algemeen, tenzij het gaat om Israёlische organisaties die uitdrukkelijk afstand nemen van Israёlische bezetting en apartheid en deze wanpraktijken aan de kaak stellen.
Deze Palestijnse voorlieden staan daar niet alleen in. Ze krijgen bijval van een prominente Israёlische journalist als Gideon Levy, die voor het vooraanstaande Israëlische dagblad Haaretz schrijft. Levy wijst er op dat elke Israëlische organisatie, instelling of autoriteit op de een of andere wijze betrokken is bij wat er in bezet gebied gebeurt. “Elke bank, universiteit, supermarktketen of medische instelling heeft kolonisten onder zijn filialen, medewerkers of klanten. De nederzettingen zijn een volledig Israёlisch project en de boycot kan zich daar niet toe beperken, net zo min als het boycotten van Zuid-Afrika ten tijde van de apartheid beperkt kon worden tot de apartheidsinstellingen. Alles was daar apartheid, en hier is alles besmet door de bezetting. Israel financiert, beschermt en voedt de nederzettingen, en dus is Israel in zijn totaliteit verantwoordelijk voor hun bestaan. Het is niet eerlijk om alleen de kolonisten te boycotten. Wij zijn allen schuldig….”.
Levy voegt daaraan toe dat de tijd is gekomen om sancties tegen Israel in te stellen, aangezien de Israëliërs de bezetting nooit zullen beëindigen zolang ze er geen prijs voor hoeven te betalen of er blind voor blijven. Daarom kan de huidige ‘maskerade van vredesbesprekingen’ onder leiding van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken John Kerry ook door niemand serieus genomen worden, aldus Levy.
Overigens richt de wereldwijde, vanuit het Palestijnse maatschappelijke middenveld geïnitieerde campagne voor Boycot, Desinvesteren en Sancties (ofwel de BDS-campagne) zich niet enkel op de beëindiging van bezetting en kolonisatie van de door Israёl in 1967 veroverde gebieden. De andere twee hoofdeisen van de campagne zijn de volledige en daadwerkelijke gelijkberechtiging van alle burgers van Israel zelf, of ze nu een joodse of een Palestijns-Arabische achtergrond hebben, en het erkennen en implementeren van het recht van Palestijnse vluchtelingen op terugkeer naar hun oorspronkelijke, sinds 1948 in Israel gelegen, woongebieden.
Op basis van deze gerechtvaardigde oproepen en eisen, die enkel gebaseerd zijn op een consequente toepassing van internationaal recht en mensenrechten op dit vraagstuk, was er geen reden voor de Nederlandse delegatie naar Israёl en de Palestijnse gebieden om het niet zo nauw te nemen met Israëlische schendingen van het internationaal recht en Nederlandse bedrijven toe te staan bij te dragen aan het voortduren van Israёlische bezetting en apartheid door zaken te doen met Israёlische bedrijven die daar aan deelnemen en ervan profiteren. Eens temeer om dat de Nederlandse grondwet Nederland ertoe verplicht om de internationale rechtsorde hoog te houden.