Israëlische leiders proberen het debat te smoren omdat ze weten dat ze verliezen
Door BASHIR ABU-MANNEH voor Jacobin
Israël en zijn aanhangers voeren hun inspanningen op om solidariteit met Palestijnen te verbieden in naam van de strijd tegen antisemitisme. Maar deze autoritaire manoeuvres kunnen het feit niet verhullen dat Israël vanwege de ontzegging van rechten aan de Palestijnen de strijd om de publieke opinie aan het verliezen is.
De “werkdefinitie van antisemitisme” van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) is een hot politiek onderwerp geworden, van Groot-Brittannië tot de Verenigde Staten. Hoewel het Comité voor Antisemitisme en Holocaustontkenning van de IHRA het heeft beschreven als ‘niet-wettelijk bindend’, wordt de werkdefinitie gebruikt door regeringen, maatschappelijke organisaties en politieke instellingen als onderdeel van een gezamenlijke inspanning om kritiek op Israël te de kop in te drukken.
Het Duitse parlement heeft onlangs een resolutie aangenomen waarin de BDS-campagne wordt veroordeeld als antisemitisch en de financiering van elke organisatie die deze ondersteunt, wordt stopgezet. In het VK heeft de minister van onderwijs de universiteiten – die al wankelen onder de gevolgen van de COVID-19-pandemie – bedreigd met bezuinigingen, tenzij ze de IHRA-definitie aannemen.
Hoewel dergelijke maatregelen met toenemende maatschappelijke kritiek en vragen worden geconfronteerd, hebben ze een huiveringwekkend effect gehad op degenen die gerechtigheid zoeken voor de Palestijnen – en met goede reden. De IHRA-definitie beperkt in feite actief de pleitbezorging voor Palestijnse rechten en kritiek op Israël. De man die de definitie oorspronkelijk heeft opgesteld, Kenneth Stern, heeft dit zelfs gezegd en heeft bij nieuwe regering Biden ervoor gepleit deze niet over te nemen..
Ik (Bashir Abu-Manneh, red.) heb onlangs samen met andere Palestijnse en Arabische schrijvers en intellectuelen een brief opgesteld, gepubliceerd in The Guardian, waarin we laten zien waarom de IHRA-definitie een gebrekkig instrument is om opkomend antisemitisme aan te pakken en dus niet moet worden gebruikt. In wat volgt, zal ik de logica van de brief over de IHRA en de kwestie van Palestina uiteenzetten, en dan analyseren wat er achter Israëls ideologische aanval op de vrijheid van meningsuiting zit. Waarom is die zo giftig, en waarom wordt die van bovenaf opgelegd via instellingen van staatsmacht?
Debat de mond snoeren
Israël legt mensen het zwijgen op in plaats van in discussie te gaan, omdat het voor die staat en zijn achterban buitengewoon moeilijk is geworden om het politieke argument in het openbaar te winnen. Het wordt steeds moeilijker om enkele basisfeiten te verbergen.
Het is voor iedereen die oplet duidelijk dat de bezetting tijdens het zogenaamde vredesproces in feite is verdiept en verslechterd. Ze kunnen zien dat er een enorme machtsongelijkheid is tussen Israël en de Palestijnen – een kernmacht, tot de tanden bewapend met de meest geavanceerde technologie, tegenover een weerloos, bezet volk dat nauwelijks primitieve raketten kan bemachtigen – en dat, zoals uit elke mensenrechtenrapport blijkt, Israël degene is die de rechten van de Palestijnen schendt en hun vrijheid ontzegt – niet omgekeerd.
Als je deze feiten niet kunt weerleggen, is het enige alternatief om ze te verbergen. Israël intimideert en criminaliseert een ieder die aandacht vestigt op dergelijke ongemakkelijke feiten door hen te beschuldigen van antisemitisme en hetsteunen van terreur. De bedoeling is om het verzet tegen de aanhoudende koloniale plannen te verzwakken, te verwarren en te ontregelen.
Werkt het? Als wat er in de Britse Labour Party is gebeurd – de afzetting van een pro-Palestijns leiderschap – representatief is voor een bredere trend, dan is dat duidelijk het geval. In het grote geheel blijft deze tactiek van zwijgen opleggen de gerechtigheid voor de Palestijnen vertragen.
Fundamentele vragen
Voordat ik deze politieke context nader beschouw, wil ik een paar dingen zeggen over de Guardian-brief, die ook verscheen op prominente plaatsen in het Arabisch (al-Quds-dagblad), Hebreeuws (Haaretz) en in kranten in Duitsland en Frankrijk. De ondertekenaars, waaronder veel van ’s werelds meest prominente Arabische schrijvers, namen een krachtig publiek standpunt in tegen het groeiende antisemitisme en spraken hun steun uit voor het onderwijzen van de lessen van de Holocaust en andere genocides – ook in de Arabische wereld.
De brief had een universele strekking, was kritisch ten aanzien van uitsluitingsnationalisme en ging uit van het internationaal recht en de mensenrechten als de beste manier om racisme en onderdrukking te bestrijden. Hij riep op de politieke realiteit van de Israëlische agressie, de nationale onteigening van de Palestijnen door Israël en de voortdurende bezetting te onderkennen, maar benadrukte tegelijkertijd het recht van zowel Israëli’s als Palestijnen om in veiligheid te leven. Hij bepleitte ook het begrip van zelfbeschikking te interpreteren als een vorm van niet-dominantie over anderen – als de weg naar gerechtigheid en vrede voor beide volkeren.
Specifiek, wat betreft antisemitisme, aanvaardde de brief de door de IHRA aangenomen definitie van antisemitisme “als haat tegen joden”. Maar het maakte bezwaar tegen de voorbeelden die de IHRA geeft als mogelijk bewijs voor dergelijke haat. De belangrijkste vraag hier is of men een of meer van de volgende dingen kan zeggen (waarvan sommige gewoon feiten zijn) zonder beschuldigd te worden van antisemitisme.
“De sterkste en meest consistente trend in Groot-Brittannië is de toename van de steun voor de Palestijnen: van 28 procent in 2003 naar 35 procent in 2013.”
Staat het je vrij om te zeggen dat Israël zoals het werkelijk bestaat een racistische staat is – dat de staat Israël (niet een hypothetische staat Israël, zoals de bewoordingen van het IHRA-voorbeeld luiden) gebaseerd is op etnische exclusiviteit, verdrijving en militaire verovering tegen de wil van de meerderheid die toen in Palestina woonde? En kun je zeggen dat degenen die zijn verdreven het recht hebben om naar hun vaderland terug te keren?
Is het aanvaardbaar om Israël te omschrijven als een staat waarvan de wetten en praktijken sinds de oprichting zijn gestructureerd om de Joden ten goede te komen boven zijn niet-joodse burgers, die nu 20 procent van de bevolking uitmaken? En om het te omschrijven als een staat die kernrechten toekent op basis van etniciteit in plaats van burgerschap? Wat is de Natiestaat Wet in Israël anders dan de laatste codificatie van de joodse suprematie in de Israëlische wet?
Andere belangrijke kwesties zijn of je kritiek kunt hebben op de dagelijkse agressie van Israël tegen de miljoenen Palestijnen die het bezet, of je kunt zeggen dat de oorlogen en bezetting door Israël in strijd zijn met het internationaal recht, dat zij de Palestijnse mensenrechten schenden en de Palestijnen hun internationaal erkende recht op zelfbeschikking ontzeggen, en dat Palestijnen zich een van de vormen van verzet die de VN expliciet aan een bezet volk hebben verleend mogen hanteren– inclusief geweldloze vormen zoals BDS – zonder dat hun acties als antisemitisch worden bestempeld.
Israel en de internationale publieke opinie
De IHRA-voorbeelden verwarren kritiek op Israël met antisemitisme, waardoor we dergelijke elementaire vragen niet kunnen stellen. Als je de aandacht vestigt op enkele voor de hand liggende feiten, kun je de beschuldiging van antisemitisme op je dak krijgen.
De voorstanders van de definitie hebben deze in feite gemobiliseerd door het concept van antisemitisme als wapen te gebruiken, uit te buiten en te misbruiken om de Israëlische staatsmacht te beschermen. Ze bestempelen antizionisme (wat een lange traditie is in de Joodse gemeenschap) als antisemitisch en richten zich op progressieven over de hele wereld die oproepen tot vreedzame vormen van actie om de bezetting te beëindigen. Zo proberen zij Israël – tot dusverre met groot succes – te vrijwaren van kritiek of sancties voor zijn onwettige gedrag.
Waarom passen Israël en zijn aanhangers deze agressieve strategie toe? Het kennen van de politieke context is hierbij essentieel.. Sinds de invasie van Libanon en de eerste intifada in de jaren tachtig heeft Israël zijn militaire aanvallen op Palestijnen gestaag geëscaleerd en verliest het als gevolg daarvan overal ter wereld de steun van de bevolking. Israëls imago verandert van slachtofferstaat naar een onverzettelijke bezettingsmacht. Deze verschuiving in perceptie is het meest dramatisch geweest sinds de tweede intifada in 2000 begon.
In een BBC World Service-enquête die in 2013 werd gehouden, werd Israël gerangschikt als een van de minst populaire landen ter wereld, onderaan de schaal met Pakistan, Iran en Noord-Korea, waarbij 52 procent van de respondenten zijn invloed in wereldaangelegenheden als negatief aanmerkte. Het equivalente cijfer voor Noord-Korea was 54 procent.
Een ander belangrijk voorbeeld komt van het Pew Research Center en zijn Global Opinion Survey in hetzelfde jaar: De VS is het enige land in de survey waar een meerderheid een positieve mening geeft over Israël: 57% van de Amerikanen heeft een gunstige mening en 27% heeft een ongunstige mening over de belangrijkste bondgenoot van hun land in het Midden-Oosten … in overwegend islamitische landen maar ook in Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië en China hebben meerderheden of pluraliteiten een negatieve mening over Israël … in Libanon (99%), Jordanië (96%), de Palestijnse gebieden (94%), Egypte (92%), Turkije (86%) , en Tunesië (86%) is de mening overwegend negatief… meerderheden in China (66%), Frankrijk (65%) en Duitsland (62%) hebben ook een negatieve mening over Israël, evenals een pluraliteit van 44% in Groot-Brittannië.
Het Britse voorbeeld is belangrijk vanwege wat er onlangs in de politiek van dat land is gebeurd. In antwoord op de vraag: “Als u denkt aan het geschil tussen Israël en de Palestijnen, met welke kant sympathiseert u meer, Israël of de Palestijnen?”, schommelde de sympathie voor Israël jarenlang rond de 20 procent, met ups en downs. Maar er is een consistente veranderende trend waarneembaar in toename van de steun voor de Palestijnen: van 28 procent in 2003 naar 35 procent in 2013. Er was ook een toename van dergelijke steun in Frankrijk van 36 naar 44 procent, hoewel het percentage van degenen die sympathiseerden met Israël daar in dezelfde periode ook steeg.
Het falen van hasbara
Een ander verontrustend feit voor Israël is de afnemende steun onder Joden in de Verenigde Staten. De aanhoudende bezetting van Israël wringt met liberale joodse opvattingen en steun voor mensenrechten. Er is een toenemende trend om zich volledig terug te trekken uit Israël of neutraal te zijn over het conflict. Neem bijvoorbeeld een enquête uit 2018 onder de joodse bevolking in de San Francisco Bay Area in 2018: Terwijl veel meer (43 procent) zeiden dat ze sympathiseerden met Israëli’s dan met de Palestijnen (8 procent), zei bijna de helft dat ze ofwel sympathiseerden met beide partijen, of dat ze niet zeker waren.
Het meest verontrustend voor Israël zijn de opvattingen onder de nieuwe generatie joden: “Onder 18- tot 34-jarigen beschreef slechts 11 procent zichzelf als zeer gehecht aan Israël, [en slechts] 37 procent zei dat het bestaan van een Joodse staat erg belangrijk was.
“Beschuldigingen van antisemitisme als wapen zijn een essentieel onderdeel van de inspanningen van Israël om de bezette gebieden vast te houden en de Palestijnse staat te blokkeren.”
Voor een staat die zoveel geld en moeite uitgeeft aan public relations en hasbara, zijn dergelijke resultaten grimmig. In toenemende mate zijn belangrijke bevolkingsgroepen en kerndistricten over de hele wereld óf neutraal óf hebben zij een negatieve kijk op Israël en sterke sympathieën met de Palestijnen. Als je deze statistieken optelt bij de het harde politieke feit dat een overweldigende meerderheid van de staten in de VN nog steeds het recht op Palestijnse zelfbeschikking steunt, heeft Israël een ernstig diplomatiek en politiek probleem.
Het is Israëls verlies aan prestige en publieke sympathie dat achter de agressieve pogingen zit om de discussie over zijn gedrag de mond te snoeren. Beschuldigingen van antisemitisme als wapen gebruiken is een essentieel onderdeel van de inspanningen van Israël om de bezette gebieden vast te houden en de Palestijnse staat te blokkeren.
Antisemitisme erbij slepen speelt ook een andere ideologische rol: het verdoezelt de realiteit van het conflict en stelt Israël in staat zichzelf te presenteren als slachtoffer van discriminatie – als de benadeelde partij die alleen haar angstige mensen probeert te beschermen tegen aanvallen van aanhangers van terrorisme en haatzaaien.
Netanyahu’s retoriek van slachtofferschap
In 2016, in reactie op opmerkingen van de secretaris-generaal van de VN, Ban Ki-moon, die Palestijns geweld presenteerde als een uiting van wanhoop wegens hun lange ervaring met bezetting en onderdrukking, beschuldigde Benjamin Netanyahu hem van “het aanwakkeren van terreur” en beweerde hij:
De Palestijnse terroristen willen geen staat bouwen; ze willen een staat vernietigen, en dat zeggen ze trots. Ze willen overal Joden vermoorden en dat zeggen ze trots. Ze moorden niet voor vrede en ze moorden niet voor mensenrechten.
Opnieuw beweren de leiders van Israël dat hun staat zich alleen maar verdedigt tegen terroristen die hem willen vernietigen. Opnieuw wissen ze het historische feit dat de PLO Israël al in 1988 had erkend, en dat zijn rivaal Hamas de facto al meer dan een decennium een tweestatenoplossing heeft aanvaard, nadat het op basis van deze nieuwe politieke matiging in 2006 een verkiezing had gewonnen. Netanyahu zet de realiteit dat het Israël is dat de Palestijnen een staat en hun fundamentele mensenrechten ontzegt volkomen op zijn kop.
Voor Netanyahu is verzet tegen de Israëlische bezetting op de Westelijke Jordaanoever en Gaza hetzelfde als antisemitische terreuraanslagen in landen als Frankrijk. Het zijn gewoon twee varianten van islamitisch, antisemitisch terrorisme. De boodschap wordt eindeloos herhaald: wij in Israël zijn net als jij in het Westen en vechten tegen de vermeend moorddadige haat van de islam.
In januari 2015 zei Netanyahu bijvoorbeeld het volgende:
Israël wordt aangevallen door dezelfde krachten die Europa aanvallen … ze kunnen verschillende namen hebben – ISIS, Boko Haram, Hamas, Al Shabab, Al Qaeda, Hezbollah – maar ze worden allemaal gedreven door dezelfde haat en bloeddorstig fanatisme.
Terwijl Netanyahu deze valse en diep islamofobe conflaties spuit, smeedt hij allianties met bekende antisemieten als de heersers van Hongarije en Polen. Israëls belangrijkste historicus van het Europees nationalisme, Zeev Sternhell, heeft Netanyahu hiervoor aangevallen en verklaard dat Israël zichzelf nu ziet als een integraal onderdeel van dit antiliberale blok geleid door “nativistische xenofoben” die handelen in antisemitische complottheorieën. Dit maakt allemaal deel uit van Netanyahu’s strategie om de EU te verdelen in haar standpunt ten aanzien van de bezetting van Israël.
Netanyahu geeft niets om Viktor Orbán’s antisemitische demonisering van George Soros, of de ontkenning van de Poolse regering van enige Poolse verantwoordelijkheid voor het lot van de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Waar het om gaat, is de steun van deze regeringen voor zijn rechtse, expansionistische beleid. Voor Netanyahu, lijken opvattingen over joden en joods lijden niet te tellen, zolang je hem steunt. Wat goed is voor Israël, is wat hem betreft per definitie goed voor joden overal.
De controverse over de IHRA-definitie is een andere herinnering dat dit niet het geval is. Progressieven zouden zich overal moeten verzetten tegen antisemitisme èn moeten stelling nemen tegen de Israëlische onderdrukking van de Palestijnen. Deze standpunten zijn verre van in tegenspraak met elkaar, maar moeten hand in hand gaan. En geen enkele staat mag worden afgeschermd van kritiek op zijn schendingen van de mensenrechten.