Mensenrechtenverdedigers klagen Duits parlement aan wegens anti-BDS-resolutie
Drie mensenrechtenverdedigers dienen een aanklacht in tegen de resolutie van het Duitse parlement waarin BDS – de boycot-, desinvesterings- en sanctiebeweging voor Palestijnse rechten – wordt veroordeeld.
De BDS-aanhangers slepen het Duitse parlement voor de rechter wegens schending van hun recht op vrijheid van meningsuiting en vergadering.
Op basis van de alom bekritiseerde IHRA-definitie die wordt gepromoot door Israel en zijn lobby, wordt in de resolutie die in mei 2019 door de Bondsdag is aangenomen, BDS-activisme weggezet als antisemitisch.
De IHRA-definitie haalt opzettelijk kritiek op het anti-Palestijnse beleid van Israel en de zionistische staatsideologie enerzijds en anti-Joodse onverdraagzaamheid anderzijds door elkaar.
De resolutie van de Bondsdag vergelijkt oproepen om geen Israelische goederen te kopen ongegrond met de nazi-slogan “Koop niet van Joden”.
Het verankert ook het racistische apartheidssysteem van Israel als een positieve waarde door te verklaren dat iedereen die “vraagtekens plaatst bij het bestaansrecht van de Joodse en democratische staat Israel of het recht van Israel om zichzelf te verdedigen, op ons vastberaden verzet zal stuiten.”
De resolutie beweert dat “argumentatie, patronen en methoden van de BDS-beweging antisemitisch zijn.”
In feite is de eis van de BDS-beweging dat Israel de Palestijnse rechten respecteert, stevig geworteld in het internationaal recht.
De resolutie van de Bondsdag dringt er ook bij Duitse instellingen en overheidsinstanties op aan om financiering en faciliteiten te weigeren aan maatschappelijke groeperingen die de BDS-beweging steunen.
Toename van onderdrukking
Hoewel hij niet bindend is, heeft de resolutie de autoriteiten in Frankfurt am Main, Oldenburg, München en Berlijn ertoe aangezet om activisten de openbare ruimte voor hun evenementen te ontzeggen.
Maar mensenrechtenadvocaat Ahmed Abed hielp bij juridische stappen tegen de steden, wat in de meeste gevallen resulteerde in het terugdraaien van de beslissingen.
Nu helpt Abed de drie eisers bij het aanvechten van de resolutie van de Bundestag zelf.
Dat zijn Judith Bernstein, een joodse Duitse activiste geboren in Jeruzalem; Amir Ali, een Palestijnse Duitser wiens familie tijdens de Nakba in 1948 uit Haifa is verdreven; en Christoph Glanz, een activist tegen racisme en voor Palestijnse rechten.
De drie hopen publieke steun te werven voor hun initiatief, waaronder het aansporen van mensen om nieuws over de rechtszaak te verspreiden en zelfs bij te dragen aan hulp bij juridische kosten.
Judith Bernstein en haar man Rainer Bernstein wonnen in 2017 een prijs van de Humanistische Unie voor hun project “Stepping Stones“, dat joodse slachtoffers van de Holocaust herdenkt door markeringen te plaatsen buiten de huizen in München waarin ze woonden voordat de Duitse regering hen deporteerde en vermoordde.
De drie hebben de videoverklaringen vrijgegeven die in dit artikel zijn opgenomen.
Na de goedkeuring van de anti-BDS-resolutie zag Duitsland een toename van lastercampagnes en repressie tegen schrijvers, muzikanten, journalisten en wetenschappers die hun solidariteit met Palestijnen of steun voor de vrijheid van meningsuiting hebben betuigd.
Onder druk van de Israelische lobby werd het hoofd van het Joods Museum in Berlijn gedwongen zijn baan op te zeggen nadat het museum een artikel had getweet over de 240 joodse en Israelische wetenschappers die een petitie ondertekenden tegen de anti-BDS-resolutie van het Duitse parlement.
#BT3P
De rechtszaak die is aangespannen bij het administratief rechtscollege in Berlijn heeft tot doel de anti-BDS-resolutie teniet te doen.
De petitie stelt dat Duitsland de plicht heeft om de vrijheid van meningsuiting van mensenrechtenverdedigers te waarborgen.
De drie indieners hopen dat hun actie zal bijdragen tot een fundamentele verandering in de Duitse discussie over Palestina en Israel.
Ze gebruiken de hashtag #BT3P in tweets over hun campagne, die ze Bundestag.3forPalestine noemen.
Ze stellen dat de anti-BDS-resolutie in strijd is met hun fundamentele mensenrechten op vrijheid van meningsuiting en vergadering, die worden beschermd door de Duitse en Europese wetgeving.
Ze nemen nota van de historische uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens afgelopen juni dat het oproepen tot een boycot van Israelische goederen een legitieme uitoefening is van het recht op vrije meningsuiting.
Ze wijzen er ook op dat de resolutie een uiting is van anti-Palestijns racisme in Duitsland.
Het European Legal Support Centre en hoogleraren internationaal recht Eric David, Xavier Dupré de Boulois, John Reynolds en voormalig speciaal VN-rapporteur Richard Falk steunen de juridische actie.
In deskundigenadviezen stellen zij dat de anti-BDS-resolutie onverenigbaar is met Europese en internationale mensenrechtennormen.
Rol van de Pro-Israel lobby
Voordat de Bondsdag de anti-BDS-resolutie aannam, waarschuwden tientallen Joodse en Israelische wetenschappers het Duitse parlement om aanhangers van Palestijnse mensenrechten niet als antisemitisch te bestempelen.
Ze verklaarden dat maatregelen om BDS als antisemitisch te bestempelen, werden ‘gepromoot door de meest rechtse regering van Israel in de geschiedenis’ als onderdeel van een poging om ‘elke discussie over Palestijnse rechten en elke internationale solidariteit met de Palestijnen te delegitimeren’.
Die beoordeling werd bevestigd door een onderzoeksrapport naar de activiteiten van Israelische lobbygroepen, gepubliceerd door het Duitse weekblad Der Spiegel.
Der Spiegel legde de invloed bloot van twee Israelische lobbygroepen op de aanneming van de anti-BDS-resolutie.
De antisemitisme-commissaris van de Duitse regering, Felix Klein, probeerde de bevindingen van Der Spiegel weg te poetsen door de journalisten ervan te beschuldigen ‘antisemitische clichés te gebruiken zoals die van de almachtige joodse wereldcomplot’.
EU-beleid
Katharina von Schnurbein, antisemitismebaas van de Europese Unie, promoot onophoudelijk de IHRA-definitie.
Von Schnurbein werkt nauw samen met Israelische lobbygroepen om hun agenda te promoten en de bestrijding van antisemitisme te gebruiken als een handige dekmantel om solidariteit met Palestijnen te onderdrukken.
Met de steun van parlementen, regeringen en autoriteiten zoals de EU, wordt de IHRA-definitie gebruikt om activisten in Europese landen en Noord-Amerika te belasteren met valse beschuldigingen van antisemitisme.
Een succesvolle rechtszaak tegen de anti-BDS-resolutie van het Duitse parlement zou een duidelijke boodschap naar de Europese regeringen en de EU sturen: stop met het censureren en belasteren van critici van Israel en mensenrechtenverdedigers.
Bron: Adri Nieuwhof op ElectronicIntifada.net