Met of zonder de nieuwe ‘natiestaat’ wet: Israël is een apartheid staat
Verklaring, uitgegeven door de Palestijnse BDS National Committee ter gelegenheid van de VN Dag van de Rechten van de Mens (10 december)
Sinds 10 december 1948, de dag waarop de VN de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd aangenomen, heeft de VN talloze malen de mensenrechten van het Palestijnse volk bekrachtigd, inclusief het recht van vluchtelingen op terugkeer naar hun huizen en eigendommen en het recht op zelfbeschikking. Toch is de VN er niet in geslaagd de ernstige en aanhoudende schendingen van internationaal recht door Israël aan te pakken waardoort het Palestijnse volk deze rechten niet kunnen uitoefenen, noch heeft de VN Israël ter verantwoording geroepen voor deze overtredingen.
Zestig jaar later, ter gelegenheid van de VN Dag van de Rechten van de Mens op 10 december 2014, herhaalt de Palestijnse BDS Beweging, die alle Palestijnse maatschappelijke sectoren vertegenwoordigt, hun oproep aan de Verenigde Naties en de lidstaten om nu eindelijk eens te bevestigen wat voor iedereen al lang overduidelijk is: Israël is geen democratische staat gegrondvest op de rechtsstaat, noch een tijdelijke bezettingsmacht zoals gedefinieerd in internationaal humanitair recht. Israël is een misdadig, koloniaal en apartheidsregime dat Palestijnen systematisch onderdrukt en verdrijft van hun land met het doel om permanent de controle te verkrijgen over een exclusief “Joodse Staat” in het grootste deel van het land, inclusief de in 1967 bezette gebieden.
De elementen van de Israëlische apartheid
Het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof definieert apartheid als onmenselijke handelingen “gepleegd in het kader van een geïnstitutionaliseerd regime van systematische onderdrukking en overheersing door een groep van een bepaald ras van een of meer groepen van een ander ras en begaan met de opzet dat regime in stand te houden.”
Artikel 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie
definieert “rassendiscriminatie” als “elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur op grond van ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming die ten doel heeft de erkenning, het genot of de uitoefening, op voet van gelijkheid, van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel gebied, of op andere terreinen van het openbare leven, teniet te doen of aan te tasten, dan wel de tenietdoening of aantasting daarvan ten gevolge heeft.”
Geïnstitutionaliseerde rassendiscriminatie
Israël’s onderdrukking van en dominantie over de Palestijnen is verankerd in de nationale wetgeving, zelfs zonder het racistische “Joodse Natiestaat” wetsvoorstel dat door het Israëlische kabinet in november 2014 is goedgekeurd. Ongeacht of dit wetsvoorstel uiteindelijk zal worden aangenomen door het parlement, staat al in de bestaande Israëlische wetgeving dat :
..Israël is de “staat van het Joodse volk” en kandidatuur voor parlementsverkiezingen is uitgesloten voor politieke partijen die dit beginsel verwerpen (Basiswet,: Knesset (1985), Amendement 9 van 1985).
.. Eist soevereiniteit van de “staat van het Joodse volk” in het hele land, inclusief bezette Palestijnse gebieden (Area of Jurisdiction and Powers Ordinance, No. 29 of 5708-1948). Een andere wet machtigt de regering om nieuw veroverde gebieden aan de staat toe te voegen (Law and Administration Ordinance of 27June 1967, Section 11 B). Gebaseerd op deze wetten beschouwt Israël de bezette Palestijnse gebieden als hun eigen territorium, exploiteert de natuurlijke rijkdommen, breidt illegale Joodse nederzettingen uit en annexeert Oost Jeruzalem. Officiële Israëlische landkaarten benoemen het gehele gebied van Palestina onder Brits Mandaat als Israël, zonder vermelding van de bezette Palestijnse gebieden. Israëlische wetgeving is dus tegenstrijdig met de regelgeving m.b.t. bezetting in het internationaal humanitair recht.
..“nationale rechten” en democratie gelden alleen voor Joden. Volgens de Israëlische wetgeving bestaat er geen Israëlische nationaliteit, alleen “Joodse nationaliteit” dat onderscheiden is van staatsburgerschap [1]. De bevoorrechte status en rechten van ingezetenen gelden voor personen die benoemd zijn als “Joods” in de Israëlische Wet op Terugkeer uit 1950, inclusief nieuwe immigranten en kolonisten in de bezette Palestijnse gebieden. De Israëlische Hoge Raad heeft verzoeken van burgers om als “Israëli” opgenomen te worden in het nationale bevolkingsregister verworpen, met als argument dat dit toe te staan een bedreiging zou betekenen voor Israël’s identiteit als een Joodse staat voor het joodse volk.
..Het recht op gelijkheid is niet opgenomen in Israël’s Basiswet, die constitutionele bevoegdheid geeft. Israël’s zogenaamd mensenrechtenstatuut (Basic Law: Human Dignity and Liberty of 1992) vereist overeenstemming met Israël’s waarden als “Joodse en democratische staat” en staat daardoor rassendiscriminatie toe. VN-mensenrechten organen hebben Israël herhaaldelijk opgeroepen deze wet in te trekken of te hervormen in overeenstemming met internationale regelgeving. Zelfs de VS heeft Israël herhaaldelijk bekritiseerd om zijn systeem van “institutionele, wettelijke en maatschappelijke discriminatie”.
Bij afwezigheid van een vastgelegd basisrecht op gelijkheid dat het bovenstaande voor de rechter zou kunnen
overtroeven, bevat Israël’s rechtsysteem tal van aanvullende discriminatoire wetten die de fundamentele humanitaire rechten van de Palestijnen ondermijnen, inclusief die van de Palestijnse burgers die in Israël wonen. Het belangrijkste is dat de Israëlische wetgeving, evenals de militaire regelgeving die gebaseerd is op de deze wetgeving, het bestaan van het Palestijnse volk niet erkent, dus ook niet hun status als oorspronkelijke bewoners en hun land-eigendomsrechten, net zomin als hun status als burgers volgens de wetten ten tijde van het Brits Mandaat.
Voorbeelden:
…Israëls Wet op Burgerschap uit 1952 sluit de (nakomelingen van) Palestijnse vluchtelingen uit van elke aanspraak op burgerschap, waardoor zij stateloos zijn en waardoor hun terugkeer permanent wordt geblokkeerd. Deze zelfde wet maakt Palestijnen die na de oorlog in 1948 onder Israëlische bestuur kwamen “Israëlische burgers”, dus hebben zij géén nationale identiteit, en géén rechten als oorspronkelijke bewoners, noch collectieve rechten.
…De Wet Toegang tot Israël (1952) en de Regelgeving inzake Toegang tot Israël (1974) die van toepassing zijn in bezet Oost Jeruzalem sinds de illegale annexatie, maken Palestijnen daar “permanente bewoners”, wat wil zeggen dat zij de status hebben van quasi-buitenlanders waarbij het recht om te verblijven in, vertrekken uit en terugkomen naar hun land niet is gewaarborgd. Deze wet en regelgeving vormen de wettelijke basis waarop de talloze intrekkingen van het recht tot verblijf en deportatie van Palestijnen uit Oost Jeruzalem zijn gebaseerd.
…Gebaseerd op militaire orders die een soortgelijke onzekere “verblijfs” status verleenden aan Palestijnen elders in de bezette gebieden, heeft Israël tot 1994 de burgerlijke status ingetrokken van 140.000 Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en 108.878 uit de Gazastrook en deze personen vervolgens gedeporteerd. Sinds die tijd beschouwt Israël’s militair regime de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever als quasi-burgers van de Palestijnse Autoriteit. Hoewel Israël de volledige controle heeft over de Palestijnse Autoriteit, inclusief het bevolkingsregister, neemt dit land geen enkele verantwoordelijkheid voor de humanitaire rechten van de Palestijnse bevolking. In zijn officiële demografische statistieken heeft Israël de Westelijke Jordaanoever (het zogenaamde” district Judea en Samaria) opgenomen, maar vermelding van de Palestijnse bevolking daar is weggelaten.
…Een serie Israëlische wetten regelt de systematische en onomkeerbare confiscatie van Palestijnse grond en bezittingen en de overdracht daarvan naar permanent staatseigendom en aan het Joods nationaal Fonds (JNF). Voorbeelden van deze wetten zijn: Absentees’ Property Law (1950, the Development Authority (Transfer of Property) Law (1950), the Land Acquisition for Public Purposes Ordinance (1943), and the Basic Law: Israel Lands (1960). De wet waarin de annexatie van bezet Oost Jeruzalem is geregeld bevat bovendien een bepaling die claims mogelijk maakt op Joodse bezittingen van vóór 1948 in Oost Jeruzalem maar geen soortgelijke bepaling voor Palestijnse bezittingen van vóór 1948 in West Jeruzalem (Legal and Administrative Matters (Regulation) Law (Consolidated Version), 1970).
…Een andere serie Israëlische wetten regelt de publieke status en functies in Israël en de bezette gebieden – voornamelijk op het gebied van bestuur en ontwikkeling van (bruikbaar Palestijns) land, gemeenschappen en publieke werken – van private Zionistische organisaties, die exclusief de belangen dienen van het “Joodse volk” (World Zionist Organization-Jewish Agency “Status” Law of 1952; Keren Kayemet Le-Israel Law of 1953; Covenant with Zionist Executive of 1954).
Als gevolg van de hierboven genoemde wetten en regelgeving valt 93% van het land in Israël onder de jurisdictie van de staat en wordt beheerd door de “Israel Land Authority” (ILA), waarin het Joods Nationaal Fonds een, wettelijk vastgelegde, beslissende stem heeft zodat land exclusief wordt gebruikt ten gunste van Joden.
Bovenop dit discriminatoir wettelijk kader is er, onafgebroken sinds 1948, ook een noodtoestand van kracht met een pakket aan noodmaatregelen. Deze vormen de basis voor de onteigening van bezittingen van Palestijnen (Absentees’Property Law) evenals voor onmenselijke daden zoals martelingen, administratieve hechtenis en het vernietigen van huizen als strafmaatregel, alles onder het mom van “veiligheid” maar allemaal in strijd met het internationale recht en normen.
Rassenscheiding
Rassenscheiding, dat wil zeggen gedwongen scheiding en ongelijke behandeling van de Joodse en Palestijnse bevolking die op hetzelfde grondgebied wonen, is een ander onderdeel van Israël’s systeem van geïnstitutionaliseerde raciale onderdrukking en overheersing. Rassenscheiding (in het Hebreeuws: hafrada)is officieel Israëlisch beleid en scherp veroordeeld door het VN Comité voor de Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie.
Voorbeelden zijn de instandhouding van “Arabische departementen” en gescheiden “Arabische” en “Joodse afdelingen” in overheidsorganen, alsmede de onderdrukkende militaire regels die wel voor Palestijnen gelden maar niet voor de Joodse bevolking, eerst voor de Palestijnse burgers in Israël(1948-1966) en vervolgens sinds 1967 in de bezette gebieden.
Onmenselijke apartheid
Met dit geïnstitutionaliseerde systeem van rassendiscriminatie en segregatie, gebaseerd op de massale etnische zuiveringen in 1948, heeft Israël als “staat van het Joodse volk” het bezit van en de controle over het land omgedraaid, de demografische samenstelling van het land veranderd en de zeggenschap verkregen over het gehele gebied van pre-1948 Palestina. Waar tot 1948 verreweg de meeste Palestijnen in Palestina woonden, wonen vandaag de dag ongeveer de helft van de 11.8 miljoen Palestijnen in het buitenland en bijna 70% is vluchteling en intern ontheemde personen. Waar minstens 90% van het land in historisch Palestina eigendom was van Palestijnen vóór 1948, hebben Palestijnen vandaag de dag controle over slechts zo’n 10% van het land (3% in Israël, 40% in de bezette gebieden).
Als gevolg van Israël’s politiek zijn miljoenen Palestijnen nog steeds vluchteling en in gedwongen ballingschap. Sinds de “eenzijdige terugtrekking” (2005) uit de Gazastrook en het aanmerken als “vijandige entiteit” van de door Hamas geleide Palestijnse Autoriteit (2007), heeft Israël een beleid van totale en permamente afscheiding van de bezette Gazastrrook van de rest van het land, met als doel af te komen van deze kleine strook land met een grote Palestijnse bevolking (1.7 miljoen) waarvan de meesten vluchteling zijn (75%) die vorderingen hebben uitstaan op hun door Israël geconfisqueerd land en (vernietigde) huizen die slechts een paar kilometer verderop staan.
Op andere plekken gaat Israël door met landonteigening en onder dwang verplaatsen van Palestijnen die in het land zijn blijven wonen, als burgers in Israël, woonachtig in Oost Jeruzalem of onder Israëlisch militair gezag op de bezette Westelijke Jordaanoever. Israël verwoest Palestijns cultureel erfgoed, gemeenschappen en huizen of eigent zich dit toe; confisqueert Palestijns bezit en natuurlijke rijkdommen en onthoudt adequate dienstverlening aan mensen die beroofd zijn van hun eigen middelen van bestaan.
Waar alles wat hier boven is beschreven geleidelijk en routinematig wordt uitgevoerd, zoekt Israël ook regelmatig een acuut gewapend conflict en crisis op en buit deze ten volle uit, zoals recent in de Gazastrook en in Oost Jeruzalem, want onder het mom van “veiligheid” en terrorismebestrijding” wordt het Palestijns verzet onderdrukt door middel van strafexpedities en collectieve straffen.
De schendingen van internationaal humanitair recht en van mensenrechten door Israël zijn niet aan te merken als incidentele schendingen door een rechtsstaat, of incidentele oorlogsmisdaden door een verder legale bezettingsmacht. Gegrondvest op een wetssysteem dat Israël definieert als de staat van een “Joods volk”, dat de heerschappij opeist in de Palestijnse bezette gebieden en rassendiscriminatie en segregatie onderschrijft, onderdrukt Israël systematisch en opzettelijk de oorspronkelijke Palestijnse bevolking om zó het recht op zelfbeschikking te ondermijnen en onmogelijk te maken en met het doel om het regime van Joods-Israëlische dominantie in het zadel te houden en uit te breiden naar de bezette Palestijnse gebieden.
Gerenommeerde juristen op het gebeid van internationaal recht [2] stellen dat het hele pakket van beleid en maatregelen dat Israël tegen Palestijnen voert, voldoet aan de definitie van “onmenselijke daden” (misdaden) van apartheid in de Apartheid Conventie van 1973 en het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof , met name: gedwongen verplaatsing van bevolkingsgroepen, vervolging (systematisch onthouden van humanitaire grondrechten omdat men deel uit maakt van een bepaalde raciale bevolkingsgroep); moord, martelingen, onrechtmatige gevangenneming en andere ernstige vrijheidsbenemende maatregelen, en vervolging wegens verzet tegen apartheid.
Ter gelegenheid van de VN Dag van de Rechten van de Mens, doet de Palestijnse BDS National Committee een beroep op landen, de Verenigde Naties en private ondernemingen om hun verantwoordelijkheid te nemen met betrekking tot de ernstige schendingen en misdaden door Israël begaan. Alle landen moeten maatregelen nemen, inclusief sancties, om een eind te maken aan het Israëlische kolonialisme, de apartheid en het verplaatsen van bevolkingsgroepen. Geen enkele staat moet hieraan erkenning, hulp of bijstand verlenen en de verantwoordelijken moeten worden berecht.
Wij roepen activisten over de hele wereld op om de BDS-campagnes te intensiveren teneinde Israël’s regime van kolonisten en apartheid op academisch, cultureel, economisch en militair gebied te isoleren, en zo bij Israël te dwingen tot naleving van zijn verplichtingen volgens internationaal recht. De BDS-campagnes moeten ook druk uitoefenen op bedrijven die medeplichtig zijn door hun zakelijke activiteiten en op instellingen om de desinvesteren.
Ook moet de druk op regeringen opgevoerd worden om eindelijk effectieve maatregelen te nemen, te beginnen met zowel een totaal wapenembargo als de opschorting van vrijhandelsverdragen en samenwerkingsovereenkomsten met Israël.
[1] Zoals opgemerkt door Miloon Kothari, voormalig VN Speciaal Rapporteur inzake het Recht op Adequate Huisvesting, is de officiële Israëlische vertaling van de Ezrahut (Hebreeuws voor Burgerschap) Wet van 1952 misleidend. Report of the Special Rapporteur on adequate housing as a component of the right to an adequate standard of living, Miloon Kothari’, UN Commission on Human Rights, Fifty-ninth session, 15 June 2002, Footnote #4, p.23.
[2] Zie bijvoorbeeld Russell Tribunal on Palestine, Cape Town Session (2011), summary of findings http://www.russelltribunalonpalestine.com/en/sessions/south-africa/south-africa-session-%E2%80%94-full-findings/cape-town-session-summary-of-findings; en ook UN Special Rapporteur John Dugard, A/HRC/4/17 (29 Jan 2007); UN Special Rapporteur
Vertaling door: Herma van den Brink