Noord-Brabant gooit mensenrechten onder de bus
Hoe kon een aantoonbaar fout bedrijf als Veolia aanschuiven bij de publieke aanbesteding van het Brabantse openbaar vervoer? Het provinciebestuur vond de oplossing in een toverformule: moederbedrijf Veolia is niet welkom, maar dochter Veolia Transport Brabant wél. De reiziger betaalt de prijs.
Een bijdrage van BURGERS TEGEN VEOLIA
Het heeft even geduurd, maar uiteindelijk heeft het de provincie Noord-Brabant behaagd om inzicht te verschaffen in zijn motieven om Veolia toe te laten tot de aanbesteding van het Brabantse openbaar vervoer. Tegenover de waslijst aan redenen om juist niet met Veolia in zee te gaan, stelt de provincie één reden om dat wél te doen:
De provincie heeft juridisch adviseur Van Doorne N.V. laten onderzoeken of de activiteiten van een organisatieonderdeel van Veolia Environnement de Nederlandse dochtermaatschappij Veolia Transport Brabant N.V. – de inschrijver op de aanbesteding – aan te rekenen zijn:
Volgens vaste rechtspraak van het HvJ EU geeft artikel 45, lid 2, van richtlijn 2004/18 een limitatieve opsomming van mogelijke uitsluitingsgronden. Veolia Transport Brabant N.V. is getoetst in het kader van de uitsluitingsgrond ‘ernstige beroepsfout’ (artikel 45, lid 2, eerste alinea, sub d, van Richtlijn 2004/18). Deze grond biedt een basis voor uitsluiting van inschrijvers die zich schuldig hebben gemaakt aan bepaalde gedragingen die de professionele integriteit van een inschrijver aantasten.Uit de rechtspraak blijkt dat het moet gaan om gedragingen van de inschrijver zelf. Een inschrijver mag niet worden uitgesloten wegens een ernstige fout die is begaan door een of meer moedervennootschappen (Vzr. Rb. Midden-Nederland 13 september 2013, zaaknr/rolnr C/16/348569 / KG ZA 13-540). Veolia Transport Brabant N.V. kon derhalve op deze gronden niet worden uitgesloten van de aanbestedingsprocedure.
Samengevat: weliswaar is een ‘ernstige beroepsfout’ (hier gebruikt als eufemisme voor zware misdaden) reden voor uitsluiting van een bedrijf, maar dat geldt niet voor zijn dochterondernemingen. Die wonderbaarlijke redenering steunt op één zaak: een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland uit september 2013. Waar die zaak om draait is onduidelijk. Burgers Tegen Veolia heeft bij de rechtbank het verslag opgevraagd om te kunnen beoordelen of de uitspraak aangewend kan worden voor de vergaande conclusie die de provincie Noord-Brabant eraan verbindt.
Daarop is namelijk nogal wat aan te merken. Zolang de geldstromen van moeder en dochter verbonden zijn is sprake van één concern, dat binnen Europa als zodanig aangesproken moet kunnen worden op zijn wandaden. Het simpelweg oprichten van een BV of NV kan geen manier zijn om aan het recht te ontkomen. Van onze bestuurders wordt verwacht dat zij geen medewerking verlenen aan dergelijke constructies, maar hun burgers ertegen beschermen.
Het tegendeel is gebeurd. Gevolg van de Brabantse handelswijze is dat de bestedingen van nietsvermoedende Nederlandse reizigers terechtkomen bij een bedrijf dat op grove wijze de mensenrechten schendt. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt door de provincie in de schoenen geschoven van een voorzieningenrechter, van wie het nog maar de vraag is of die hier überhaupt over heeft willen oordelen. De burger, over wiens belangen het hoort te gaan, komt in de Brabantse afweging niet voor. Het is geen wonder dat het vertrouwen tussen burger en overheid in sneltreinvaart verdampt.
Wat opnieuw moet worden vastgesteld is dat kille bureaucratische motieven, hoe vergezocht ook, door onze bestuurders worden ingezet om maatschappelijk en moreel onacceptabele besluiten te nemen. Daarin gaan zij ver, onder meer door de gangbare criteria op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen buiten de aanbesteding te houden. Ook het internationaal recht, hoeksteen van onze beschaving, komt in de armzalige verantwoording van de provincie niet voor. Het woord ‘mensenrechten’ evenmin.
Er staan nog belangrijke vragen open over het doen en laten van de provincie Noord-Brabant met betrekking tot Israël en Palestina. Die zullen we blijven aankaarten. Ook zullen we op deze plek verslag doen van de bovengenoemde uitpraak van de voorzieningenrechter. Maar voor alles zullen we Veolia blijven bestrijden op elke plek waar het bedrijf zijn januskop boven het maaiveld uitsteekt, en pas rusten als het bedrijf uit Nederland is verdreven.
[emailpetition id=”1″]