22 January 2021

Oorlogen en oceanen, een familiegeschiedenis, door Erik Ader

Boekbespreking door Sonja Zimmermann

Erik Ader is sinds 2016 in kringen van de Palestinabeweging een bekende naam. In dat jaar nam hij deel aan de plant van 1100 door hem gesponsorde olijfbomen in het Palestijnse dorpje Far’ata op de Westelijke Jordaanoever, in naam van zijn vader, de verzetsheld ds. Bastiaan Jan Ader.

Erik Ader begint met de regels in zijn vaders manuscript “Een boek moet toch ergens een begin hebben, en daarom begin ik maar met de fietstocht die ik in 1936 heb gemaakt naar Palestina”. Zijn vaders verhaal over deze “krankzinnige onderneming” gaat niet verder dan Leipzig. Erik Ader beschrijft een deel van deze spannende reis, waarvan we nog een groot deel te goed hebben, en die onderwerp zal zijn van zijn volgende boek.

Erik Ader heeft zijn vader nooit gekend, want vlak na Eriks geboorte werd zijn vader op 20 november 1944 gefusilleerd door de Nazi’s wegens zijn bijdrage aan het verzet: hij hielp vele joden aan een onderduikadres. Zijn vrouw, Johanna Ader-Appels, de moeder van Erik Ader, die actief aan het verzet heeft meegewerkt door het herbergen van onderduikers bij haar thuis in de pastorie, legde haar herinneringen daarover vast in haar boek “Een Groninger pastorie in de storm” (1947).

Het Joods Nationaal Fonds plaatst na de oorlog een gedenksteen voor ds. Ader bij een door dankbare oud-onderduikers  geschonken bos van 1100 naaldbomen, aangeplant om “woeste grond te ontginnen”, zoals de JNF- fondsenwerving het noemt.

Eind juni 1966 liftte Erik Ader in de bandensporen van zijn vader naar het Beloofde Land, via Oost Europa, Turkije , Syrië, Libanon en  Jordanië., naar Jeruzalem. Onderweg in de Arabische landen wordt hij geconfronteerd met de Palestijnse vluchtelingen die daar in kampen verblijven. Het is de eerste scheur in het comfortabele beeld waarmee hij opgroeide, dat “Israël een land zonder volk voor een volk zonder land” was.

In Israël logeert hij bij oud-onderduikers van zijn ouders en in een auto van het Joods Nationaal Fonds  (JNF) bezoekt hij ook het ds. Ader-bos. In dat bos met nog jonge aanplant valt hem in het terrein niets bijzonders op.

Zijn broer Bas Jan heeft een voorname plaats in Erik Aders boek.  De goedlachse Erik is een bron van “verterende jaloezie” voor zijn broer. Bas Jan maakt het gymnasium niet af maar vertrekt naar de VS, volgt een kunstopleiding, komt terug, zeilt over de oceaan terug naar de VS, en ontwikkelt zich tot bekend kunstenaar. In het kader van een kunstwerk en een recordpoging vertrekt hij in 1975 in het kleinste bootje ooit voor een trans-Atlantische oversteek.  Maar hij komt niet aan, en pas zo’n jaar later wordt het bootje door Spaanse vissers teruggevonden, ten westen van Lands End. Van de opvarende ontbrak elk spoor, behalve zijn identiteitspapieren.

Tussen 1977 en 1978 doet Erik Ader als bemanningslid op een zeiljacht mee aan de tweede Whitbread Round the World Race, van Engeland via Kaapstad, Auckland en Rio de Janeiro terug naar Engeland. Hij schrijft poëtische regels over de zee en hervindt zijn broer spiritueel. Tijdens die reis ontmoet hij ook zijn vrouw Diana.

Decennia na de verdwijning van zijn broer bezoekt Erik Ader de Biënnale in Venetië, waar Bas-Jan Ader bij wijze van eerbetoon als enige Nederlander voor de hoofdtenttoonstelling is geselecteerd.   Erik Ader merkt op dat zijn in het verzet gesneuvelde vader in Bas Jans werk levensgroot aanwezig is. Leven en werk van zijn broer zijn ook “een worsteling met de vraag hoe zich te verhouden tot zijn vader”.

Pas in 2004 keert Erik Ader terug naar Yad Vashem en het ds. Ader-bos. Hij heeft dan zijn studie afgemaakt, is bij Buitenlandse Zaken gaan werken, is Tijdelijk Zaakgelastigde geweest in Beiroet op het hoogtepunt van de burgeroorlog, werkte in het door burgeroorlog geteisterde Peru, en  drie jaar in Hanoi, waar hij startend met een team van vier personen de Nederlandse ambassade uit de grond stampte.  In 1997 laat hij een goedlopende ambassade in Hanoi achter van elf man uitgezonden staf en vijftien lokale krachten. Zonder rustpauze doet hij vervolgens inspectiemissies naar Nederlandse posten in de Golfregio, Nairobi en Kigali, waarna hij instort met een serieuze burn-out. In 2001 komt de ambassadeursfunctie in Oslo vrij, die hij met beide handen aangrijpt. Door de Oslo-akkoorden (1993) en de rol van Noorwegen in het vredesproces krijgt hij nu beroepshalve opnieuw, na Beiroet (het ambtsgebied strekte zich toen ook uit tot Jordanië, inclusief de West Bank) met de Midden-Oostenproblematiek te maken.

Vanuit Noorwegen onderneemt hij een aantal reizen naar Palestina en Israël. In 2004 bezoekt hij Israël, de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Hij brengt een langdurig bezoek aan Yad Vashem. In het archief vindt hij documentatie over zijn ouders, met zo’n 20-30 getuigenverklaringen: zijn ouders zouden tijdens de oorlog zo’n 200-300 joden in veiligheid hebben gebracht. Op de Westelijke Jordaanoever schrikt hij zich een ongeluk van de overal oprukkende nederzettingen, en concludeert:  “ ‘Oslo’ was een scam: praten over een tweestatenoplossing en die onderwijl met nederzettingen onmogelijk maken”.

In 2005 is hij weer terug in Israël en Palestina, en zoekt hij informatie over het Ds. Ader-bos. Volgens het JNF werden de eerste 1000 bomen in 1954 geplant, met een latere toevoeging van nog eens 100 exemplaren, op een terrein van een halve hectare, als onderdeel van het Nederlandse Woud. “De bomen zijn nu natuurlijk een stuk groter.  De weg die toen (1966, red) nog doodliep op de Groene Lijn, is nu een druk bereden weg naar Jeruzalem en naar grote nederzettingen in bezet gebied.” Hij ziet olijfbomen en restanten van terrassen. Erik Ader belt met het JNF om te vragen wat daar vroeger was geweest? Waren daar olijfgaarden gerooid om plaats te maken voor naaldhout? Hij deelt zijn gevoel dat het bos op zijn vaders naam is gebruikt om het verleden uit te wissen.

Een antwoord blijft uit, het JNF gaat hem niet “onthullen wat nou juist toegedekt moet blijven”. Daarom wendt Erik Ader zich tot Zochrot, een organisatie van joodse Israëli’s die ernaar streeft de gewiste Palestijnse historie zichtbaar te maken, verwoeste dorpen te markeren, verhalen van de oorspronkelijke bewoners op te tekenen en lezingen en symposia te organiseren. In 2016 organiseert Erik Ader, samen met Zochrot, vanuit Nederland een manifestatie in Beit Netiv. Dat verwoeste Palestijnse dorp bleek oorspronkelijk Bayt Natiff te heten. Hij is van plan het Joods Nationaal Fonds aan te klagen voor het feit dat het JNF met geld van misleide donoren ter ere van zijn vader 1100 bomen plantte om de verdrijving van de oorspronkelijke bewoners van Beit Natiff toe te dekken.

Eerder zag hij in Far’ata, een dorp op de West Bank, een voorbeeld  van settlerterreur: de verwoesting van duizenden olijfbomen van naburige Palestijns dorpen.  Hij initieert daarom ook in 2016 in een van die dorpen, Far’ata, in samenwerking met de “Stichting Plant een Olijfboom” en  de “Olive Tree Campaign”, een boomplantactie waarbij hij 1100 olijfbomen doneert bij wijze van compensatie voor het onrecht dat de bevolking van Bayt Natiff was aangedaan. (bron: www.planteenolijfboom.nl).

Al plantend valt hem in dat “we hier in slow motion getuige zijn van hetzelfde proces als in Bayt Natiff: etnische zuivering. Daar en toen gebeurde het in één klap, met militair geweld: (Palestijnse, red) boeren die uit hun welvarende agrarische samenleving werden verdreven en zo niet alleen hun huis, maar ook hun middelen van bestaan kwijtraakten en verwerden tot bezitloze paupers. Hier en nu verliezen boeren geleidelijk hun land: door onteigening tegen een fooi, door getreiter van de kolonisten of door scheiding van de boer van zijn land door de muur. Beide laatste maken dat het land niet bewerkt kan worden en aan de (Israëlische, red) staat vervalt”.

“Oorlogen & Oceanen” leest als een aanklacht, niet alleen tegen Israël, maar ook tegen Nederland en de internationale gemeenschap die wegkeek en kijkt.  Erik Ader noemt de Boycot, Desinvesteren en Sancties-beweging het enige geweldloze middel dat Israël nog tot inkeer kan brengen, zoals het Zuid-Afrika tot inkeer bracht, en hij roept op BDS te steunen.

In zijn inleiding schrijft Erik Ader: “Genen en geschiedenis voerden mij op een zeilrace rond de wereld, naar een land in burgeroorlog, en op een liftreis naar Israël en Palestina.” Erik Ader zocht en vond daar de monumenten voor zijn ouders en trof daar sommige van hun oud-onderduikers die naar Israël geëmigreerd waren.  Ook vond hij in vluchtelingenkampen mensen die gedwongen waren plaats te maken voor hen. Wat hij zag en hoorde schrijnde en schuurde en heeft hij met dit boek willen vertellen.

Het boek gaat ook over Erik Ader zelf: Het respect voor zijn vader die het ultieme offer bracht inspireerde hem om zijn morele erfenis te bewaken en om te zetten in een hersteloperatie voor de Palestijnen. De sterke morele principes waarnaar de ouders van Erik Ader leefden brachten hen tot extreme daadkracht en zelfopoffering.  Zij waren krachtige rolmodellen voor hun zoons, zelfs of misschien juist ook de vader die niet meer leefde, en door zijn daden een mythe werd.

“Oorlogen en oceanen” is een goed leesbaar en indrukwekkend boek dat je in één ruk uitleest, en een belangrijke toevoeging aan onze vaderlandse literatuur over de Palestijnse kwestie.

Erik Ader, Oorlogen & Oceanen, Een familiegeschiedenis, Amsterdam 2020, Uitgeverij Querido Fosfor

 

Doneren

 

BDS Nederland op Twitter