Reactie vanuit het Palestijnse maatschappelijk middenveld op de ‘Jerusalem Declaration on Antisemitism’
De BNC heeft een reactie geformuleerd op de zogeheten ‘Jerusalem Declaration on Anti-semitism’ (JDA), die door joodse intellectuelen, waaronder vele academici, uit Israel zelf en uit verschillende Westerse landen, waaronder de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk, is opgesteld en op donderdag 25 maart is uitgekomen. De JDA is bedoeld als een corrigerend alternatief voor, cq. aanvulling op de zogeheten IHRA-‘werkdefinitie’ van antisemitisme, die door de opstellers als te vaag en ook te gepolitiseerd wordt gezien, met als risico dat een vrij en open debat over de kwestie Israel-Palestina aan banden wordt gelegd omdat op basis van deze ‘werkdefinitie’ kritiek op Israel te snel als antisemitisch kan worden bestempeld.
In vergelijking met de IHRA-definitie acht het BNC de JDA inderdaad een veel overtuigender document die als gids kan dienen in de strijd tegen werkelijk antisemitisme. Ook stelt de BNC vast dat het in veel grotere mate ‘het recht op vrijheid van meningsuiting bij de strijd voor Palestijnse rechten zoals vastgelegd in het internationaal recht, ook via BDS, en de strijd tegen zionisme en het Israëlische bezettingsregime, vestigingskolonialisme en apartheid’ respecteert.
Ten eerste biedt de JDA een coherente en nauwkeurige definitie van antisemitisme. De auteurs ervan verwerpen elk politiek of juridisch gebruik/misbruik van dit document om een vrij en open debat over het Israel-Palestina vraagstuk aan banden te leggen.
Ten tweede omschrijft het antisemitisme als een van de vele bestaande vormen van racisme en ziet het dit, anders dan de IHRA-definitie, in die zin niet als een uitzonderlijk verschijnsel.
Ten derde erkent het steun voor de geweldloze BDS-beweging en haar tactieken, kritiek op of oppositie tegen het zionisme, veroordeling van Israëls vestigingskolonialisme of apartheid, oproepen tot gelijke rechten en democratie voor iedereen door een einde te maken aan alle vormen van suprematie en “systematische rassendiscriminatie”, en kritiek op de stichting van Israël en zijn racistische instellingen of beleid als legitieme uitoefening van de vrijheid van meningsuiting.
Het BNC kan zich ook geheel vinden in de stelling van het JDA dat ‘Joden collectief verantwoordelijk houden voor het gedrag van Israël of het behandelen van Joden, simpelweg omdat ze Joods zijn, als agenten van Israël’ antisemitisch is. Ook willen de opstellers van de JDA in principe rekening houden met de context waarin bepaalde uitingen of handelingen plaatsvinden, om te beoordelen of ze al of niet als antisemitisch moeten worden beschouwd.
Desalniettemin roept de BNC Palestijnen en alle pleitberzorgers van hun rechten ook op tot een voorzichtige en kritische benadering ten aanzien van de JDA. Het kent namelijk ook belangrijke tekortkomingen.
Zo hebben de titel en de meeste van zijn richtlijnen direct betrekking op het Israel-Palestinavraagstuk en het zionisme. Daarmee legt het toch nog een koppeling tussen anti-Joods racisme en de strijd voor Palestijnse bevrijding, zonder dat de Palestijnen zelf daarover zijn geraadpleegd. Palestijnen kunnen niet toestaan dat welke definitie van antisemitisme dan ook als een controle-instrument ten aanzien van de strijd voor hun onvervreemdbare rechten en het verhaal van hun ervaringen en hun strijd tegen vestigingskolonialisme en apartheid wordt aangewend. Een belangrijk kritiekpunt is ook dat enige vermelding van rechts-extremisme en blank suprematiestreven als belangrijkste kracht achter hedendaags antisemitisme in de JDA nauwelijks genoemd wordt. Veel van deze rechts-extreme krachten zijn zowel antisemitisch als symphatisanten en bewonderaars van Israels’ onderdrukkings- en apartheidsmodel.
Zo noemt de JDA het afschilderen van de staat Israel als ‘het ultieme kwaad’ een voorbeeld van mogelijk, Israel-gerelateerd, antisemitisme. De BNC wijst er op dat wanneer Palestijnse slachtoffers van Israels gewelddadige onderdrukking en etnische zuivering Israel als zodanig omschrijven, dit in die context onmogelijk als antisemitisch kan worden opgevat. Zo slaagt het JDA er toch nog niet geheel in om afstand te nemen van de opvatting dat vergaande kritiek op Israel een aanval op alle joden zou behelsen.
Ook noemt het JDA het toepassen van symbolen, beelden en negatieve stereotypen van klassiek antisemitisme op de staat Israel als voorbeeld van mogelijk Israel-gerelateerd antisemitisme. Ook hier kan het zich op glad ijs begeven, omdat bijvoorbeeld de Palestijnse veroordeling van de Israelische premier Netanyahu als kindermoordenaar, vanwege de honderden dodelijke Palestijnse kindslachtoffers tijdens het grootscheepse Israelische offensief tegen de Gazastrook in 2014, op die basis onterecht in verband kan worden gebracht met het klassieke antisemitische stereotype van joden als kindermoordenaars.
En dan is er ‘het recht ontkennen van joden in de staat Israël om te bestaan en te bloeien, collectief en individueel, als joden, in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel’ die het JDA als voorbeeld van mogelijk Israel-gerelateerd antisemitisme opvoert. Ook dit ‘voorbeeld’ ziet het BNC als discutabel. Hiermee zou het gelijkheidsbeginsel immers als rechtvaardiging kunnen worden aangevoerd voor het legitimeren van alle privileges die het joodse bevolkingsdeel van Israel-Palestina geniet ten koste van het Palestijnse bevolkingsdeel, en ook ten koste van de Palestijnse vluchtelingen in de diaspora aan wie het recht op terugkeer naar hun thuisland wordt ontzegt.
‘En het allerbelangrijkste’, vraag het BNC zich in verband met die voorgaande voorbeelden af, ‘wat heeft dit allemaal te maken met anti-Joods racisme?’
“Palestijnen kunnen niet toestaan dat welke definitie van antisemitisme dan ook als een controle-instrument ten aanzien van de strijd voor hun onvervreemdbare rechten en het verhaal van hun ervaringen en hun strijd tegen vestigingskolonialisme en apartheid wordt aangewend.”
Hieronder de complete vertaalde Reactie van het Palestijne BDS National Comittee (BNC)