19 January 2017

Samenwerking Amsterdam – Tel Aviv: Internationaal recht niet alleen naar de geest maar naar de letter volgen

Donderdag 12 januari sprak de Commissie Algemene Zaken over de brief van burgemeester van der Laan van 1 november 2016 aan deze commisssie over de samenwerking tussen Amsterdam en Tel Aviv. In zijn brief geeft de burgemeester aan geen garanties te kunnen geven voor de uitvoerbaarheid van de raadsmoties ter algehele uitsluiting van financiële betrekkingen met de illegale nederzettingen. Ook profijt voor partijen die een band hebben met het Israelische leger en/of het Ministerie van Defensie kan niet geheel worden uitgesloten. Alleen samenwerkingen die “naar alle waarschijnlijkheid” ten goede komen aan nederzettingen of het Israelische leger zullen volgens de brief worden uitgesloten.

De insprekers

Mevrouw van der Wieken (op persoonlijke titel) benadrukte het belang van samenwerking op economisch gebied om de boodschap van een eerlijke overheid voor het voetlicht te brengen. Er wordt bijvoorbeeld ook zaken gedaan met landen als China, Turkije en Rusland, waarvan de regeringen evenmin van onbesproken gedrag zijn, maar waar geen beperkingen in de vorm van moties worden opgeworpen. Amsterdam wil zich nog niet scharen in het gezelschap van de VN, die onlangs Israel in maar liefst 20 moties veroordeelde tegenover slechts 3 moties voor landen als Syrië, Afghanistan en andere.

Verder is de spreekster van mening dat de Palestijnen in het jaar 1948 de destijds voorgestelde Palestijnse staat resoluut hebben afgewezen en sindsdien de Westelijke Jordaanoever gebruiken als uitvalsbasis om Israel aan te vallen. Volgens haar zou Israel zonder het leger allang niet meer bestaan. Bovendien betoogt ze dat Israels “aanwezigheid” op de Westelijke Jordaanoever de Palestijnen behalve de beruchte beperkingen vooral een ongekende economische vooruitgang, veel betere gezondheidszorg en een langer leven heeft opgeleverd. Het beperken van de samenwerking met Tel Aviv zal volgens haar de Westelijke Jordaanoever economisch treffen. Ten slotte beweert ze dat de bewoners van de Westelijke Jordaanoever de situatie verkiezen boven de rest van het Midden Oosten. Ze roept de commissie op geen selectief beleid te voeren ten opzichte van de joodse staat.

Mevrouw Luden (namens het CIDI) begint haar betoog met een oproep aan de commissie om zich niet te laten gijzelen door blinde haat en zich niet in een hoek te laten duwen van boycots. Ze denkt dat de mensen die zich tegen deze samenwerking uitspreken, helemaal geen samenwerking willen en zelfs willen dat Israel niet meer bestaat. Ze benadrukt dat de Palestijnen zelf nauw samenwerken met Israelische steden en het Israelische leger op het gebied van terreurbestrijding en het opsporen en uitschakelen van cybercriminaliteit. Want volgens haar bedreigen terreurgroepen bedreigen ons nu eenmaal allemaal.

De commissie Algemene Zaken

De heer Boomsma van het CDA is als eerste aan het woord. Hij is erg tevreden over de tot stand koming van de samenwerking en de tot dusver gerealiseerde projecten. Wat betreft de moties zegt hij dat het CDA zich kan vinden in de interpretatie van het college. Ook hij meent dat zonder het leger Israel niet meer zou bestaan. Hij voegt daaraan toe dat Amsterdam het conflict niet kan oplossen maar wel kan bijdragen aan een constante dialoog.

Mevrouw Ruigrok (VVD) sluit zich volledig bij de heer Boomsma aan en zegt de brief van de burgemeester te begrijpen omdat er beperkingen zijn aan wat de gemeente Amsterdam kan toetsen. Maar ze vindt dat de samenwerking en interactie centraal moet staan en dat de commissie daarin een gemeenschappelijk uitgangspunt heeft gevonden en dus niet in oude posities moet schieten.

Ook de heer Glaubitz van D66 steunt de benadering van het college. Hij denkt dat een één op één uitvoering van de motie niet mogelijk is en dat altijd uitsluiten niet mogelijk is. Hij geeft daarbij het voorbeeld van de NGO Gischa, die op haar website zou stellen veel informatie te ontlenen aan het leger en het ministerie van defensie. Hij stelt vragen over de wijze waarop Amsterdam zijn eigen afweging maakt en wat we doen als we het niet weten. Verder stelt hij voor advies te vragen aan organisaties die ervaring hebben met dergelijke beperkingen.

De heer Peters van SP stelt vragen over het toetsingskader en geeft aan niet verrast te zijn over de moeilijkheden om de moties uit te voeren. Wel is hij blij dat het college de moties heeft gesteund die verdergaan dan het landelijk beleid.

De heer Groot-Wassink (GL) geeft aan dat wat hem betreft de moties niet afgedaan zijn. Het doel van de moties was om verder te gaan dan het Nederlands beleid en hij is blij dat het college de intentie van de moties ondersteunt. Hij is niet verrast dat Buitenlandse Zaken niet staat te springen om Amsterdam te helpen bij de uitvoer van de moties. Ook hij stelt vragen over het toetsingskader en hij vraagt zich af wat Amsterdam aanvullend doet om de moties wel uit te voeren. Hij benadrukt het belangrijk te vinden dat de moties niet alleen naar de geest maar naar de letter worden uitgevoerd.

Dan volgt de heer Boutkan van de PvdA. Hij vindt dat de oplossing van het college vragen oplevert en hij geeft aan dat de onlangs aangenomen resolutie 2334 een groot ding voor hem is. Hij vindt de uitsluiting “naar alle waarschijnlijkheid” niet bevredigend en hoopt dat Amsterdam meer kan doen. Hij vraagt of er duidelijkheid bestaat over welke organisaties risico´s met zich meebrengen en of er niet een garantie aan de voorkant kan worden ingebouwd door de betrokken partijen een verklaring te laten tekenen dat ze geen directe of indirecte betrekkingen hebben met nederzettingen of het leger/ministerie van defensie.

De heer van Lammeren van de PvdD is blij met de transparantie en de intentie om de moties wel uit te voeren, maar hij geeft aan dat als hij vorig jaar had geweten wat hij nu weet, dat hij dan niet voor de samenwerking had gestemd. Hij vraagt zich af wat je legitimeert zonder garanties.

De heer Van Brug (PvdO) vindt dat er veel risico´s aan deze samenwerking kleven en hij is sceptisch over stedenbanden in het algemeen omdat een dergelijke samenwerking verder reikt en dat inlichtingendiensten en het Rijk hiermee te maken hebben. Dat wil zeggen dat hij denkt dat Amsterdam wellicht niet altijd toegang heeft tot de informatie die het nodig heeft, maar inlichtingendiensten en het rijk wel. Hij geeft aan in maart mee te gaan met de reis naar Ramallah en Tel Aviv, maar dat hij daar erg op zijn hoede gaat zijn voor een opgepoetste waarheid.

De burgemeester

Burgermeester Van der Laan geeft aan het goed te vinden dat de reis naar Ramallah en Tel Aviv (op uitnodiging van de burgemeester van Ramallah) begin maart gaat plaatsvinden en dat hij verwacht dat de discussie hierna nog beter zal zijn. Hij geeft Rutger Groot Wassink een veeg uit de pan vanwege het artikel in Parool waarin Groot Wassink zegt dat er een loopje wordt genomen met de motie en benadrukt dat hij de motie heel serieus neemt en in de letter wil naleven. Daarom was er teleurstelling toen bleek dat het rijk niet kon helpen bij de uitvoering van de motie. En de gemeente is niet voldoende geëquipeerd. Hij wil kijken hoe de motie dan zo goed mogelijk uitgevoerd kan worden en zegt toe dat als er geen 100% garantie kan worden gegeven dat er geen betrekkingen zijn, dat dan de samenwerking met de specifieke ander partij (bedrijf of organisatie) gewoon niet doorgaat. “Er is geen oranje licht. Alleen als het licht op groen staat, gaat het door”.

Dat kan wel betekenen dat er per geval een discussie in de raad moet plaatsvinden. Zijn voorspelling is dat de commissie na de reis, net als hijzelf na zijn laatste reis, kritischer zal terugkomen maar tegelijkertijd ook meer overtuigd dat de samenwerking goed is:  “Samenwerking  is de enige manier is om een kleine bijdrage te kunnen leveren aan de oplossing van het probleem. Ervan weglopen is dat in ieder geval niet tenzij dat weglopen helpt om het probleem op te lossen.”

Hij geeft aan de suggestie van de heer Boutkan van de PvdA een heel goede te vinden en nader te willen onderzoeken.

De wethouder

Vervolgens beantwoordt wethouder Ollongren de overgebleven vragen over de wijze van afweging. Ze zegt dat kennis over de betrokken organisaties en bedrijven stapsgewijs moet worden opgebouwd door vragen te stellen over de thema´s van projecten, over de eventuele invloed van de activiteit op mensenrechten in brede zin, over de locatie, sector en reputatie enzovoort. Ook zij staat positief tegenover de suggestie van de heer Boutkan en wil de suggestie graag oppakken, maar daarvoor is nader onderzoek nodig.

Dan stelt de burgemeester voor de discussie voort te zetten na de reis in maart. Er wordt afgesproken dat het college aan de slag gaat met de suggesties.

Dus voorlopig blijven de moties staan.

Conclusie

Hoewel DocP tevreden is over de intenties van commissie en college om de moties naar de letter uit te voeren en zich daarmee aan Internationaal Recht te houden, vragen wij ons af waarom Amsterdam zich in allerlei bochten moet wringen om dit te kunnen doen.

Van Israel hoeft men geen medewerking op dit gebied te verwachten zoals blijkt uit de woedende reacties en explicitiete afwijzing van de onlangs aangenomen resolutie 2334. 2017 is slechts een paar weken jong, maar Israel heeft nu al Palestijnse woningen verwoest, grond geconfisqueerd voor de aanleg van een weg exclusief voor kolonisten, nieuwe nederzettingen aangekondigd en ook zijn er reeds 5 Palestijnen omgekomen door Israelische kogels.

Volgens de burgemeester is “Niet weglopen de enige manier om een kleine bijdrage te kunnen leveren aan de oplossing van het probleem, tenzij weglopen helpt om het probleem op te lossen.”

Maar volgens DocP is weglopen juist het enige dat wellicht kan helpen het probleem op te lossen.

 

 

BDS Nederland op Twitter