Speciale VN-rapporteurs aan Duitse minister: anti-BDS motie in strijd met vrijheid van meningsuiting
Op 17 mei van dit jaar verklaarde de Duitse Bondsdag middels een motie de BDS-beweging als antisemitisch. Vertegenwoordigers van de Hoge VN Commissaris voor mensenrechten bekritiseren dit besluit middels een brief aan de Duitse minister van Buitenlandse Zaken. De motie beperkt de vrijheid van meningsuiting in Duitsland, klagen zij.
“We willen onze bezorgdheid uiten dat de motie een zorgwekkende trend zet om de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging onevenredig te beperken”, schreef het kantoor van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de Verenigde Naties op 18 oktober aan minister van Buitenlandse Zaken Heiko Maas ( SPD).
De brief werd ondertekend door in totaal vijf speciale VN-rapporteurs:
David Kaye, verantwoordelijk voor de bescherming van de vrijheid van meningsuiting
Clement Nyaletsossi Voule, verantwoordelijk voor het recht van vergadering
Michel Forst, verantwoordelijk voor de situatie van mensenrechtenactivisten
Michael Lynk, speciaal rapporteur voor de mensenrechtensituatie in de Palestijnse gebieden die sinds 1967 bezet zijn;
Ahmed Shaheed, verantwoordelijk voor religieuze vrijheid
“De beslissing verstoort onevenredig het recht van mensen op politieke meningsuiting in Duitsland, met name het recht om steun te betuigen aan de BDS-beweging”, aldus de brief.
De VN-vertegenwoordigers vragen ook naar een passage die met name de Groenen en de Sociaal-Democraten in de resolutie hadden willen opnemen. De passage verwierp uitdrukkelijk het eveneens beschuldigen van legitieme kritiek op het Israëlische beleid. “Kritiek op het Israëlische overheidsbeleid wordt beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid” zei de passage, die uiteindelijk niet in de motie is opgenomen.
De speciale rapporteurs van de VN dringen er bij de federale regering op aan om in een brief aan minister Maas binnen 60 dagen te verklaren welke juridische implicaties de motie van de Bondsdag heeft en hoe deze verenigbaar is met de verplichtingen van Duitsland om de internationale mensenrechten te beschermen. Bovendien zou de regering moeten uitleggen hoe zij ervoor zorgt dat BDS-activisten mensenrechtenschendingen kunnen benoemen “zonder onnodige beperkingen”. De auteurs noemen rechterlijke uitspraken in Keulen en München bemoedigend, waarin pro-BDS-groepen met succes beperkingen op grond van de anti-BDS-motie hebben aangeklaagd.