Zijn vergelijkingen tussen Zuidafrikaanse Apartheid en Israel nuttig?
De Zuidafrikaanse Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee spreekt graag retorisch. Het effect daarvan is echter dat hij zijn punt heel duidelijk maakt. Dit was onlangs het geval tijdens het Palestina Literatuurfestival, dat door Israel en de bezette Palestijnse gebieden reist. Als spreker op de laatste dag van het festival, merkte Coetzee op: “mensen vragen mij natuurlijk wat ik van Zuid Afrika zie in de huidige situatie in Palestina.”
Eerst suggereerde Coetzee dat het gebruik van het woord apartheid om de bezetting te omschrijven geen productieve stap is (“het leidt af naar een explosieve semantische ruzie die de mogelijkheid van een analyse afsluit”). Coetzee gaf toen een definitie van de Zuidafrikaanse apartheid: “Apartheid was een systeem van afgedwongen segregatie gebaseerd op ras of etniciteit, opgelegd door een exclusieve, zelfbepaalde groep om een koloniale verovering te versterken en vooral om hun greep op het land en de grondstoffen te verstevigen.” Hij voegde daar aan toe: “In Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever zien we een systeem van …” en las daarna dezelfde definitie op en eindigde met applaus: “Trek uw eigen conclusie.”
Hoewel de vergelijkingen tussen Israel en Zuid Afrika al teruggaan tot het begin van de jaren ‘60, is er de laatste 10 jaar een groeiende erkenning dat het Israelische beleid als apartheid kan worden afgeschilderd. De term apartheid is in de jaren ’30 populair geworden onder Afrikaner rassentheoretici en werd de basis van het regeringsbeleid na de verkiezing van de Nasionale Party in 1948, samenvallend met de oprichting van Israel. Sindsdien hebben wereldwijde campagnes en VN-conventies apartheid tot misdaad bestempelt, en de betekenis ervan uitgebreid tot buiten zuidelijk Afrika.
Meer recent zijn er twee aparte debatten ontstaan over Israelische apartheid. Het eerste in een dispuut over wettelijke definities: vallen de Israelische acties in de bezette gebieden (of, in sommige verwoordingen, het beleid van de Israelische staat ten opzichte van de Palestijnse bevolking, inclusief vluchtelingen en Palestijnse Israeliërs) onder apartheid onder de relevante internationale verdragen? Als de officiële verklaringen van de boycot, desinvestering en sancties (BDS) campagne die term gebruikt, proberen ze niet een directe analogie te maken met het Zuidafrikaanse regime. Ze stellen dat het Israelische beleid moet worden veroordeeld als een apartheidmisdaad onder internationaal recht. De betekenis van deze discussie is dat het verbod op apartheid onder internationaal recht absoluut is. Met andere woorden: een gerechtelijk oordeel dat het om apartheid gaat zou de internationale gemeenschap verplichten om alle steun die de misdaad laat voortduren, te beëindigen.
Het tweede debat gaat over de bredere vergelijking tussen Israel en Zuid Afrika: in welke mate kan de geschiedenis van beide landen naast elkaar gelegd worden? Geven de Zuidafrikaanse ervaringen met kolonisten en apartheid inzicht dat ons begrip van de Israelische politiek en maatschappij kan versterken? Zijn er zinvolle lessen uit de anti-apartheidsstrijd—bijvoorbeeld uit de wereldwijde culturele en academische boycot—voor solidariteitswerk met Palestijnen? Levert de Zuidafrikaanse politieke overgang en het bereiken van een democratie gebaseerd op “one person, one vote” – wat daar de tekortkomingen ook van mogen zijn – lessen op voor Israel/Palestina?
Op een niveau zijn de paralellen onmiskenbaar. Apartheid Zuid Afrika en Israel komen beide voort uit een proces van verovering en kolonisatie dat grotendeels werd gerechtvaardigd op grond van godsdienst en etnisch nationalisme. Beide streefden naar een gelegaliseerd, grootschalig programma van verwijdering van oorspronkelijke bewoners van hun land. Beide installeerden een scala aan discriminerende wetten op raciale en etnische basis. In Zuid Afrika zelf is de vergelijking zo breed geaccepteerd (afgezien van een kleine zionistische kliek) dat het nauwelijks controversieel is. Leiders van de anti-apartheidsstrijd hebben regelmatig beweerd dat de omstandigheden in de Westelijke Jordaanoever en Gaza zelfs “erger” zijn dan apartheid.
Tegelijkertijd is geen enkele historische vergelijking ooit exact. Vergelijkingen laten, terwijl ze overeenkomsten onderstrepen, ook verschillen zien. Waar Zuid Afrika ontstond uit een eeuwenlang proces van Europese vestiging en koloniale oorlogen, werd de oprichting van Israel in 1948 voorafgegaan door een van de meest uitzonderlijke gruweldaden in de geschiedenis van de mensheid: de Holocaust. Terwijl de Zuidafrikaanse economie nog steeds voor een heel groot deel afhankelijk is van de uitbuiting van Afrikaanse arbeiders, wilden de eerste zionisten bewust de Arabische arbeiders vervangen en slaagden ze erin een veel meer gesloten, etnisch verenigde economie op te bouwen. En hoe belangrijk de Zuidafrikaanse ballingen ook waren tijdens de apartheidstijd, er bestond niets dat ook maar in de buurt kwam van zowel de schaal van de Palestijnse vluchtelingen of de wereldwijde joodse diaspora, die momenteel steeds meer verdeeld raakt over Israel’s claim dat het namens hen spreekt.
Het belang van de apartheidsvergelijking is dat het heeft geholpen bij het diepgaand veranderen van de discussie. Tot recent slaagden de Israelische regering en haar aanhangers, vooral in de Verenigde Staten, er grotendeels in Israel af te schilderen als een belaagde democratie die haar bestaan verdedigde tegen de externe bedreiging van terrorisme. Door Israel/Palestina te framen als een internationaal conflict tussen twee gelijkwaardige partijen (Joden en Arabieren), suggereert men dat vrede alleen bereikt kan worden door het garanderen van Israels veiligheid en dan claims over “omstreden” gebied te beoordelen.
Op deze manier hebben opeenvolgende Israelische regeringen volgehouden dat hun handelingen in de bezette gebieden—inclusief landroof, massale aanhoudingen, nederzettingen, checkpoints en de Afscheidingsmuur—defensieve maatregelen zijn, ingegeven door militaire noodzaak. Israel kan in alle redelijkheid niet worden beschuldigd van apartheid, volgens deze redenering, omdat de Westelijke Jordaanoever en Gaza buiten het eigenlijk Israel liggen. Door de handelingen van de staat samen te laten vallen met het verdedigen van de joodse bevolking, wordt elke vorm van kritiek op het Israelische beleid weggezet als per definitie “antisemitisch.”
Bij het bestrijden van dit verhaal, brengt de vergelijking met Zuid Afrika de discussie terug naar Israels koloniale oorsprong en de opzet van de kolonisten om een natiestaat te consolideren door het verdrijven van de Palestijnen. Door het benadrukken van de strategische doelen van het huidige Israelische beleid (de fragmentatie en annexatie van Palestijns grondgebied), onderstreept de vergelijking dat het verzet niet van “buiten” komt, maar het onvermijdelijke en gerechtvaardigde antwoord is op bezetting en gedwongen verwijdering.
De apartheid vergelijking toont ook de cirkelvormigheid aan van het Israelische veiligheidsargument: aangezien bezetting leidt tot verzet, kan er geen andere oplossing zijn voor het “conflict” dan een Israelische terugtrekking uit de bezette gebieden en het ontmantelen van de kolonisatie-infrastructuur. Het toont ook de leugenachtigheid aan van de Israelische regering met haar façade van “vredes”onderhandelingen, terwijl ondertussen geprobeerd wordt een permanent regime op te zetten van militaire overheersing. Na bijna vijf decennia bezetting is het wel erg cynisch om te claimen dat de aanklacht van apartheid niet geldt op basis van de territoriale afscheiding die de Israelische regering, het leger en het hooggerechtshof actief proberen te ondermijnen.
Misschien nog belangrijker is dat de apartheid vergelijking heeft geholpen om de overweldigende menselijke kosten van de bezetting in het middelpunt van de internationale belangstelling te plaatsen. In plaats van met de Palestijnse “terrorist,” wordt de wereld steeds meer geconfronteerd met plaatjes van Israelische bulldozers die huizen en olijfbomen vernielen, Israelische soldaten die burgers lastigvallen en vernederen bij checkpoints en het willekeurig bombarderen van burgers in Gaza door het Israelische leger. Deze verschuiving vindt niet alleen in Noord Amerika en Europa plaats, maar ook, voorzichtig en op veel kleinere schaal, in Israel zelf.
Als antwoord daarop hebben verdedigers van het Israelische beleid geprobeerd de vergelijking te verplaatsen. Als je het afzet tegen de burgerrechten in andere landen in het Midden Oosten, stellen ze, heeft de Palestijnse minderheid in Israel aanzienlijke rechten. Palestijnse Israeliërs stemmen, participeren in de nationale verkiezingen middels legale politieke partijen en zitten in het parlement—allemaal dingen die voor zwarte Zuidafrikanen onder apartheid ondenkbaar waren. Waarom, stellen zij, focusen pro-Palestijnse activisten, terwijl groepen als de Islamitische Staat systematische gruweldaden begaan tegen minderheden in Irak en Syrië, zozeer op Israel, de “enige democratie” in de regio?
Het is verleidelijk om te antwoorden dat deze rechtvaardiging van twee walletjes probeert te eten door te stellen dat Israel (al is het niet perfect) probeert de normen van een liberale democratie na te streven, terwijl het tegelijkertijd haar reputatie afmeet tegen regimes die algemeen veroordeeld worden wegens het minachten van de mensenrechten. Maar er is nog een andere motivatie. De Zuidafrikaanse apartheidsregering beschuldigde haar critici eveneens van selectiviteit door aan te komen met de reputatie van regeringen als die van Idi Amin in Oeganda. Daarmee schilderden ze de blanke kolonie af als een eiland van beschaving omringd door “primitieve” maatschappijen die niet voorbereid waren op Westerse democratie. De verdedigers ervan konden dus de indruk wekken dat de segregationistische instituten en onderdrukking misschien wel betreurenswaardig waren, maar ook nodig gezien de regionale dreigingen waarmee het land kampte.
Als verdedigers van Israel tegenwoordig dat soort argumenten hergebruiken, verhandelen ze soortgelijk racisme. Vandaag de dag is het “terrorisme,” “radicale moslims,” of “Arabisch antisemitisme.” Het probleem daarbij is niet dat er geen fundamentalisme en antisemitisme niet bestaan. Natuurlijk bestaat dat. Het hypocriete van dit standpunt is Israelische staat (net als Zuid Afrika tijdens de Koude Oorlog) corrupte, antidemocratische regimes gesteund heeft tegen volksbewegingen die de regionale status quo zouden kunnen uitdagen door een radicaal alternatief te bieden voor zowel Islamisme als militair bestuur. De realpolitik is, in abstracte zin, begrijpelijk: een door het volk verkozen regering in Egypte of Jordanië kon wel eens minder vriendelijk zijn voor de Israelische belangen dan de bestaande, door de VS gesteunde sterke mannen. Niettemin ondermijnt de directe Israelische steun aan deze regimes het beeld van een eenzame verdediger van de democratie in een regio die vijandig staat ten opzichte van mensenrechten.
De poging om de vergelijking te verschuiven van Israel/Zuid Afrika naar Israel/Syrië or Israel/Iran verdient nader onderzoek op twee andere niveaus. Allereerst vanwege het argument dat het oneerlijk is van de BDS-campagne om op te roepen tot een boycot van Israel en niet van Syrië en Libanon—landen die ook een lange geschiedenis hebben van het marginaliseren van Palestijnen en die weigeren vluchtelingen burgerrechten te verlenen. Waarom, vragen de critici, focust BDS dan alleen op Israel en niet ook op die landen? Die vergelijkingsstrategie gooit oorzaak en gevolg door elkaar. Zoals de meeste geschiedkundigen nu erkennen, werd de Palestijnse vluchtelingencrisis veroorzaakt door het beleid van verdrijving of “verplaatsing” van de Zionistische strijdkrachten in 1947–48. Het aanhoudend bestaan van bijna drie miljoen vluchtelingen in omringende landen is het directe gevolg van het feit dat de Palestijnse claims op land en staatsburgerschap binnen de grenzen van Israel post-1948 niet bijgelegd zijn. Het is opzettelijk misleidend om de onderliggende oorzaken van het probleem (de etnische zuivering van Palestijnen en het ontzeggen van hun recht op terugkeer) gelijk te stellen met de directe gevolgen ervan (het bestaan van statenloze vluchtelingen in de regio en hun behandeling door Arabische regeringen).
Ten tweede is het waar dat Palestijnen die momenteel in Israel wonen (d.w.z. degenen die in 1948 niet uitgezet zijn) burgerrechten hebben. Dit feit wordt vaak gezien als een weerlegging van de stelling dat Israel een apartheidsstaat is. Die claims zijn bedrieglijk. De Israelische wet institutionaliseert het verschil tussen de joodse bevolking en andere groepen. Het is vastgelegd in de Israelische wet dat Israel de staat is van het Joodse volk: niet-joodse Israelische burgers genieten niet dezelfde status onder het burgerlijk recht. (Het is er zelfs illegaal voor politieke partijen om aan parlementsverkiezingen mee te doen als ze dit principe niet onderschrijven.) In contrast met de Israelische gelijke rechten voor vrouwen en gehandicapten, zijn er meer dan vijftig wetten die de Palestijnse minderheid in Israel direct or indirect discrimineren.
Palestijnse Israeliërs kampen met verbijsterende armoede; arbeidsdiscriminatie en hogere werkloosheidscijfers; uitgebreide beperkingen op landeigendom en verblijfsrechten; en talrijke vormen van marginalisatie op gebied van onderwijs, taal en cultuur. De claim dat Arabische Israeliërs volledige burgerrechten hebben negeert verder het fenomeen van de “niet-erkende” Palestijnse Bedoeïenendorpen. Door deze dorpen illegaal te verklaren, berooft de Israelische staat ongeveer 75.000 tot 90.000 mensen van basisvoorzieningen, -faciliteiten en politieke vertegenwoordiging. Ook snijden die claims de situatie van Palestijnen in bezet Oost-Jeruzalem niet aan (dat eenzijdig en illegaal geannexeerd is door Israel na de oorlog van 1967). De Israelische staat heeft sinds 1967 meer dan 14.000 Palestijnen van hun verblijfsrecht berooft.
Uiteindelijk is het rondbazuinen van minderheidsrechten bedoeld om de aandacht af te leiden van de discriminatie die de Arabische Israeliërs ondergaan, van de daaraan voorafgaande verdrijving van Palestijnen en de rechtvaardiging daarvan op basis van het feit dat Israel een joodse staat is. Dit is de sleutel: het postuleren van een joodse nationale identiteit voor Israel is niet te scheiden van de ontkenning van Palestijnse rechten, net zoals het uitroepen van een blank Zuid Afrika door de apartheid uitging van het verwijderen en onteigenen van de Afrikaanse meerderheid. Als het apartheidsregime een beperkt aantal zwarte Zuidafrikanen burgerrechten had gegeven, had dat feit niets afgedaan aan de oorspronkelijke verdrijving noch aan de status van degenen die in de Bantustans or in ballingschap leefden. De burgerrechten van sommige Palestijnen zijn geen oplossing voor de gedwongen verdeling van de Palestijnse natie tussen ballingschap, de gefragmenteerde bezette gebieden en Israel, noch voor het ontkennen van het zelfbeschikkingsrecht van het Palestijnse volk als geheel.
Levert de Zuidafrikaanse anti-apartheidsstrijd lessen op voor solidariteitswerk voor de Palestijnen? Hoe moeten we de Zuidafrikaanse politieke oplossing beoordelen?
Hoewel er veel lessen getrokken kunnen worden uit Zuid Afrika, zijn de belangrijkste niet simpel, noch makkelijk vertaalbaar naar een andere context. Hoewel de overgang in 1994 de wettelijk bepaalde blanke overheersing beëindigde, blijft Zuid Afrika een diep verdeelde maatschappij, geteisterd door onopgeloste kwesties m.b.t. ras, klassen en genderongelijkheid. Het werk om een volledig begrip te krijgen van de historische ervaring van de apartheid—en het aanpakken van de voortdurende erfenis ervan—is nog lang niet kompleet.
Pro-BDS-activisten zullen verder moeten kijken dan simpele voorstellingen van de anti-apartheidsstrijd, en vooral wat betreft solidariteitspolitiek. Hoewel simplificaties een onvermijdelijk onderdeel zijn van activisme, kunnen ze ook broodnodig debat doodslaan. Zo is er bijvoorbeeld de neiging om de impact van de Noordamerikaanse culturele en academische boycot te overdrijven. Soms gaan Amerikaanse activisten zo ver om te suggereren dat de boycotbeweging zelf het einde van de apartheid heeft bewerkstelligt—een standpunt dat gevaarlijk dicht in de buurt komt van een blank messiascomplex. De academische boycot hielp mensen bewust te maken en dwong een debat af over buitenlandse steun voor het Zuidafrikaanse regime. Maar het was slechts één onderdeel van een veel grotere beweging waaronder ook de enorm invloedrijke sportboycot, het Internationale Defense and Aid Fund, directe actie door vakbonden en de Free Mandela campagne vielen. Deze solidariteit was niet beperkt tot het Westen, maar had een wereldwijd bereik. Het was misschien wel de grootste beweging van onderop van de twintigste eeuw. En het sloot aan bij een massale, democratische beweging in Zuid Afrika zelf.
Eventuele lessen die de Zuidafrikaanse overgang biedt voor de toekomst van Israel en Palestina zijn allesbehalve simpel. Een groot aantal factoren—interne, externe, economische en geopolitieke—hebben geleid tot het opgeven van de politieke macht door de blanke minderheid in 1994. Voor sommige activisten staat Zuid Afrika voor de mogelijkheid van een-staatoplossing gebaseerd op algemene burgerrechten en gelijke rechten voor iedereen. Anderen zien de onderhandelingen van het beging van de jaren ’90 als een model voor de realistische en pijnlijke compromissen die nodig zouden zijn om een rechtvaardige twee-statenoplossing door te voeren. Op dat niveau is een historische vergelijking nuttiger bij het stellen van scherpe vragen, dan bij het geven van zinnige antwoorden.
Maar één les van Zuid Afrika is heel duidelijk. Welke factoren er ook nog meer bijdroegen aan de timing en de omstandigheden van de ondergang van de Zuidafrikaanse apartheid, die ondergang had niet plaatsgevonden zonder een krachtige, internationale beweging toegewijd aan vrijheid voor alle Zuidafrikanen. Experts “boven het strijdgewoel” mogen proberen de verschillende draden van de bevrijdingsstrijd te ontwarren en isoleren en te betogen dat deze of gene tactiek doorslaggevend was. Op dat moment moedigden het ANC en andere organisaties diverse vormen van verzet aan en zocht het voortdurend naar nieuwe methodes om interne oppositie te verbinden met internationale solidariteit. Ze begrepen dat verschillende vormen van strijd elkaar versterkten en bekrachtigden op manieren die niet altijd van tevoren voorspeld konden worden. Hun les is duidelijk: we moeten de vormen en punten van culturele, economische en politieke druk uitbreiden.
Bron: Mondoweiss